De wet kent vier soorten wilsrechten. Wilsrechten beschermen de kinderen tegen het fenomeen “stiefouder gevaar”. Stiefouder gevaar kan ontstaan op het moment dat de langstlevende ouder hertrouwt of (opnieuw) een geregistreerd partnerschap aangaat. Op het moment dat de wettelijke verdeling van toepassing is verkrijgt de langstlevende ouder de volledige nalatenschap van erflater. De kinderen krijgen dan slechts een niet-opeisbare vordering in geld op de langstlevende. Op het moment dat de langstlevende ouder gaat hertrouwen in (bijvoorbeeld) gemeenschap van goederen ontstaat een situatie waarbij (ook) de erfdelen van de kinderen kunnen vermengen met het vermogen van de stiefouder. Dit kan gevolgen hebben voor de verhaalbaarheid van de vordering van de kinderen. 

De wetgever heeft willen voorzien in dit stiefouder gevaar en daarom vier soorten wilsrechten in het leven geroepen die de erfdelen van de kinderen moeten “veiligstellen”. De wilsrechten kunnen op vier verschillende momenten worden ingeroepen.

Het eerste wilsrecht: de langstlevende ouder geeft aan opnieuw te willen trouwen 

Het eerste wilsrecht doet zich voor op het moment dat de langstlevende ouder aangifte doet van zijn voornemen opnieuw in het huwelijk te treden (/zich opnieuw te registeren als partner). De kinderen kunnen dan goederen uit het vermogen van de langstlevende, ter waarde van hun erfdelen, opeisen bij de langstlevende voordat het huwelijk is gesloten. De overdracht van de goederen vindt plaats onder voorbehoud van het recht van vruchtgebruik van de goederen. De goederen die kunnen worden overgedragen betreffen doorgaans goederen met een “affectieve” waarde.

Het tweede wilsrecht: de langstlevende ouder overlijdt nadat zij is hertrouwd

Het tweede wilsrecht doet zich voor nadat de langstlevende ouder komt te overlijden nádat hij opnieuw in het huwelijk is getreden. In dat geval zijn de vorderingen van de kinderen op de langstlevende ouder opeisbaar geworden. De kinderen kunnen met dit wilsrecht aanspraak maken op bepaalde goederen ter waarde van hun erfdelen. Ook hier geldt dat slechts goederen uit het vermogen van de langstlevende ouder kunnen worden verkregen.

Het derde wilsrecht: de hertrouwde ouder overlijdt + wettelijke verdeling

Het derde wilsrecht doet zich voor op het moment dat de hertrouwde ouder overlijdt. Als de wettelijke verdeling (opnieuw) van toepassing is, verkrijgt het kind een niet-opeisbare vordering, ter hoogte van zijn erfdeel, op de stiefouder. In dat geval komt ook aan het kind een wilsrecht toe. Het kind kan dan aanspraak maken op bepaalde goederen ter waarde van zijn erfdeel. De overdracht van de goederen vindt plaats onder voorbehoud van het recht van vruchtgebruik van de goederen. Ook hier geldt dat slechts goederen uit het vermogen van de langstlevende ouder kunnen worden verkregen.

Het vierde wilsrecht: de stiefouder overlijdt + wettelijke verdeling

Het vierde wilsrecht doet zich voor op het moment dat de stiefouder ná het overlijden van de (langstlevende) ouder overlijdt. De voornoemde niet opeisbare vordering wordt in dat geval opeisbaar. Het kind kan jegens de erfgenamen van de overleden stiefouder aanspraken maken op bepaalde goederen ter waarde van zijn erfdeel. Ook hier geldt dat slechts goederen uit het vermogen van de (langstlevende) ouder kunnen worden verkregen.

Inroepen wilsrechten

Aan ieder kind komt, op voornoemde momenten, een zelfstandig wilsrecht toe. Het kind dat voornemens is om van zijn wilsrecht gebruik te maken, is verplicht om andere wilsgerechtigden / kinderen daarvan op de hoogte te stellen. De andere kinderen dienen wel hun toestemming te geven. Wordt die toestemming niet gegeven dan is toestemming van de kantonrechter vereist. 

Wettelijke vertegenwoordigers van minderjarige kinderen dienen binnen drie maanden na het verkrijgen van (een van) de bovengenoemde wilsrechten aan de kantonrechter het voornemen tot het uitoefenen van het wilsrecht kenbaar maken.

Verder kunnen aan (meerderjarige én minderjarige) kinderen door de langstlevende ouder en / of (de rechtsopvolgers van) de stiefouder een termijn worden opgelegd waarbinnen de kinderen kenbaar moeten maken of zij een bepaald wilsrecht willen inroepen. Als het kind niet binnen die termijn reageert, vervalt zijn recht om het betreffende wilsrecht uit te oefenen.

Testamentaire wijziging

Een erflater kan de toepasselijkheid van bovengenoemde wilsrechten uitbreiden, beperken of opheffen. 

Een tastbaar voorbeeld voor het inroepen van een wilsrecht

Er is een gezin dat bestaat uit een vader en een moeder en één kind. Vader en moeder zijn getrouwd. Vader overlijdt zonder dat hij een testament heeft laten opstellen. Op dat moment is de wettelijke verdeling van toepassing en verkrijgt het kind een vordering op zijn moeder ter hoogte van zijn erfdeel. Jaren later heeft moeder een nieuwe liefde gevonden en heeft laten weten dat zij opnieuw wil trouwen. Tot de nalatenschap van vader behoort een vakantiewoning. De waarde van deze vakantiewoning is lager dan de waarde van het aan het kind toekomende erfdeel. Het kind vreest dat de vakantiewoning zal worden verkocht als zijn moeder en haar nieuwe echtgenoot gaat trouwen. Op dat moment roept het kind zijn / het eerste wilsrecht in. Vervolgens zal de moeder van het kind gehouden zijn om de blote eigendom van de vakantiewoning over te dragen aan het kind. De woning is nu veiliggesteld en kan niet zonder meer worden doorverkocht.

Wij zien vaak dat door erfgenamen niet adequaat wordt omgegaan met de mogelijkheden rondom het inroepen van wilsrechten. Onze erfrechtadvocaten kijken daarom graag met u mee.
 

Specialisten Wilsrechten

Bekijk ons team