Blog

Het gerechtshof te Amsterdam heeft geoordeeld omtrent de vraag of een strook grond, die volgens het Kadaster eigendom was van de gemeente Wijdemeren, door inbezitneming en verjaring vervolgens eigendom is geworden van de aangrenzende woningeigenaren. Voordat gesproken kan worden van bezit, moet er een duidelijke eigendomspretentie bestaan van de inbezitnemer.

Het gaat om een strook grond die zich aan de voorzijde van het perceel uitstrekt over de gehele breedte daarvan en optisch deel uitmaakt van de voortuin c.q. het perceel. Rondom het gehele perceel, met inbegrip van de omstreden strook, staat een erfafscheiding, aan de voorzijde bestaande uit een hek en een haag. Deze lopen min of meer evenwijdig aan de voorzijde van de woning. Deze situatie bestaat al langer dan 20 jaar en is ontstaan door het achtereenvolgens aanbrengen van diverse erfafscheidingen, eerst een hekwerk en een ligusterhaag, later een nieuw hekwerk en een coniferenhaag. Op de oprit van de woning is bestrating aangebracht en er is een houtopslag geplaatst. De woningeigenaren hebben ter ondersteuning van het standpunt dat het voor de gemeente duidelijk was dat zij de eigendom van de strook grond pretendeerden, er beroep op gedaan dat de gemeente in 2007 heeft verzocht de te ver uitgegroeide tuinbegroeiing te snoeien, hetgeen betrekking had op de haag op de omstreden strook. Verder heeft de gemeente tussen de erfafscheiding en de weg nutsvoorzieningen aangebracht, bij welke aanleg rekening is gehouden met de feitelijke erfgrens zoals die in het terrein zichtbaar is.

Het hof oordeelt, net als eerder de kantonrechter, dat de feitelijke situatie en de gedragingen die tot die feitelijke situatie hebben geleid, niet wijzen op ondubbelzinnig bezit. Deze wijze van gebruik is evenzeer verenigbaar met het gebruik in een andere hoedanigheid dan die van eigenaar, zoals het gebruik door een erfpachter of huurder. Naar verkeersopvattingen valt uit dergelijk gebruik niet een als zodanig kenbare eigendomspretentie af te leiden. Dat de gemeente heeft verzocht om de overhangende haag te snoeien en de feitelijke erfafscheiding bij de aanleg van nutsvoorzieningen heeft gerespecteerd, levert geen (erkenning van) eigendomspretentie van de woningeigenaren op, omdat uit deze gedragingen van de gemeente niet kan worden afgeleid dat zij ten gunste van de woningeigenaren afstand heeft gedaan van haar eigendomsrecht danwel dat zij daarop gerechtvaardigd zouden hebben kunnen vertrouwen. Omdat de woningeigenaren de strook grond niet in bezit hebben genomen, is de eigendom van de gemeente niet verjaard.

De vordering tot ontruiming van de strook wordt toegewezen.

Hof Amsterdam 28 augustus 2015, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHAMS:2015:3495

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team