Blog
Het sluiten van een compromis over de WOZ-waarde komt regelmatig voor. Omdat taxeren geen exacte wetenschap is kan een compromis een goede oplossing zijn om verder procederen te voorkomen. Maar is het voor belanghebbenden duidelijk wat ze precies overeenkomen? En hoever reikt een compromis eigenlijk?
In een recente uitspraak van het hof Amsterdam kwam en de omvang en de consequenties van een compromis aan de orde. Het betrof een zaak tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam Dienst Belastingen (DBGA).
Belanghebbende sloot in een eerdere procedure over belastingjaar 2010 een compromis. Bij dit compromis werden ook de belastingjaren 2011 en 2012 betrokken. Voor deze jaren waren ook procedures aanhangig bij het hof. Belanghebbende verklaarde dat hij deze beroepen schriftelijk zou intrekken en de heffingsambtenaar zou de door belanghebbende betaalde griffierechten vergoeden.
In de onderhavige procedure kwam dit eerdere compromis weer ter sprake. Belanghebbende klaagde dat hij een compromis had gesloten dat tot stand was gekomen onder invloed van dwaling. Op de eerdere zitting bij het hof (voor het jaar 2010) zou hij volledig zijn overrompeld en op het verkeerde been zijn gezet door de taxateur van de DBGA. Deze zou à bout portant de procedures over de jaren 2011 en 2012 bij de zaak hebben betrokken.
Het voorstel aan belanghebbende zou irreël zijn, de zitting werd niet geschorst en daardoor kreeg belanghebbende niet de gelegenheid om rustig de consequenties van het compromis te overdenken. Ook zou er een geestelijk overwicht zijn geweest. Belanghebbende was geen ervaren partij, geen taxateur en geen jurist. Daarnaast was belanghebbende 81 jaar oud en hierdoor minder snel van geest en reactie. Ook beschikte hij op de zitting niet over het dossier van 2012. Op basis van deze feiten zouden de gemaakte afspraken niet rechtsgeldig zijn.
Een wat vreemde redenering. De DGBA (diens gemachtigde of taxateur) zocht klaarblijkelijk naar een algeheel compromis waar (logischerwijs) ook meerdere belastingjaren bij betrokken werden. Een dergelijk compromis kan altijd gesloten worden en zorgt voor een finale oplossing van alle geschillen.
Het hof ging dan ook niet mee in de stelling van belanghebbende. Tijdens de zitting maakte belanghebbende (qua mentale gesteldheid) niet de indruk dat hij niet zou hebben begrepen wat het compromis inhield. Ook nam het hof mee dat belanghebbende werd bijgestaan door een advocaat. Er was dus een mogelijkheid voor belanghebbende om met zijn advocaat de implicaties van het compromisvoorstel te bespreken.
Het hof acht het dan ook niet aannemelijk dat het compromis onder invloed van dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden tot stand zou zijn gekomen.
Volgens het hof is het in de praktijk zeer gebruikelijk dat een compromis wordt gesloten over meerdere belastingjaren. Dat de behandelde (eerdere) procedure alleen zou handelen over het jaar 2010 doet daar niets aan af. Dat een procedure-overstijgend compromis niet rechtsgeldig zou zijn of in strijd met de wet volgt het hof niet.
Belanghebbende is gehouden aan de toezegging dat hij het hoger beroep zou intrekken zodat hij geen belang meer heeft. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
Hof Amsterdam 23 januari 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:494