Blog

De inspanningsverplichting om een bepaalde bestemming te realiseren, kan nooit leiden tot een andere bestemming dan die de raad vanuit het beginsel van een goede ruimtelijke ordening wenselijk acht.

Een particulier sloot met de gemeente Westland een ruilovereenkomst met betrekking tot een perceel grond. Partijen kwamen daarbij overeen dat de gemeente zich zou inspannen om op het perceel van de particulier de bouw van een vrijstaand woonhuis planologisch mogelijk te maken. Enige tijd later stelde de raad een nieuw bestemmingsplan vast, maar daarin kreeg het perceel in kwestie geen woonbestemming. De particulier vocht het nieuwe bestemmingsplan aan en deed daarbij een beroep op de inspanningsverplichting van de gemeente uit de ruilovereenkomst.

De Afdeling oordeelde in lijn met eerdere jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2012:BW9520) dat de overeenkomst niet kon leiden tot een verplichting van de raad om aan een perceel een bouwvlak voor de bouw van een vrijstaand woonhuis toe te kennen als dat volgens de raad niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens de Afdeling is de definitieve beslissing over wat in het vast te stellen bestemmingsplan planologisch mogelijk wordt gemaakt, mede afhankelijk van alle in de loop van de procedure naar voren gekomen feiten en belangen, ook de mogelijke belangen van derden. De beoordeling van die (nieuwe) feiten en de afweging van de belangen door de raad kan anders uitvallen dan bij het aangaan van een contractuele inspanningsverplichting was ingeschat.

Komt dan helemaal geen betekenis toe aan de inspanningsverplichting? Nee. De contractuele inspanningsverplichting is wel een omstandigheid die de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan moet betrekken.

In deze zaak had de raad dat ook gedaan. De raad had eerder voor het bedrijventerrein tegenover het betreffende perceel een nieuw bestemmingsplan vastgesteld dat bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toestond. Dat bestemmingsplan was onherroepelijk. De particulier had geen beroep ingesteld. Voor een gemengd gebied gold een richtafstand van 50 meter tussen een woning en een bedrijf in milieucategorie 3.2. Het bouwvlak van een eventuele woning kon niet verder dan op een afstand van slechts 30 meter geprojecteerd worden. Daarom verhield een woonbestemming zich naar de mening van de raad niet met het beginsel van een goede ruimtelijke ordening.

Hiermee had de raad naar het oordeel van de Afdeling voldoende gemotiveerd dat het onherroepelijke bestemmingsplan voor het bedrijventerrein aan het voorzien in een woning op het perceel van de particulier in de weg stond.

ABRvS 18 januari 2017, www.rechtspraak.nl; ECLI:NL:RVS:2017:106

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team