Blog

In de jaren negentig had de gemeente Epe een geschil met Bouwmarkt Epe B.V. dat er in heeft geresulteerd dat de gemeente aan Bouwmarkt heeft toegezegd om, Bouwmarkt Epevoor een nieuwe bouwmarktvestiging in aanmerking te laten komen indien zij zou beschikken over een geschikte locatie. Gegadigden zouden vervolgens gelijk worden behandeld.

In 2006 beschikt de gemeente over een geschikte locatie, maar die geeft zij uit aan een concurrent. Argument daarvoor is dat de concurrent reeds in Epe was gevestigd en dus beschikte over een grondpositie; het ging in wezen om een uitruil van grondposities. Ingeval de bestaande bouwmarkten op de oorspronkelijke locaties waren gebleven en daar waren doorontwikkeld, was er voor een nieuwe bouwmarkt economisch geen plaats geweest, aldus de gemeente.

Dit betoog wordt door het hof verworpen en de Hoge Raad gaat daarin mee. Toegezegd was immers dat Bouwmarkt Epe mocht meedingen. Het betoog van de gemeente kwam er op neer dat Bouwmarkt Epe niet gelijk was aan de concurrent, omdat de concurrent reeds een bestaande grondpositie had. Dit op het gelijkheidsbeginsel gebaseerde betoog wordt echter verworpen op basis van het vertrouwensbeginsel: mededinging was toegezegd!

De vraag of, indien Bouwmarkt Epe had mogen uitbreiden in Epe, zij kans zou hebben gehad om het perceel ook te verkrijgen, moet nader worden onderzocht. In dat kader is van belang dat voor de bestaande locatie van de concurrent nog geen vrijstellingsbesluit was genomen, zodat nog niet vaststaat of daar verdere ontwikkelmogelijkheden waren.

Gedane toezeggingen mogen dus niet lichtvaardig terzijde worden gesloten!

Hoge Raad 27 maart 2015, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:PHR:2015:358

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team