Blog

Deze zomer kwamen de Olympische Spelen van Tokio tot een einde. Naast medailles namen een hoop sporters ook blessures mee naar huis. Sporten komt de gezondheid ten goede, maar kan daar ook (tijdelijk) aan afdoen. Ook als werkgever hebt u te maken met sportende werknemers. In beginsel bent u daarmee gebaat. Volgens TNO Arbeid zijn sportende werknemers namelijk productiever en kennen zij een lager ziekteverzuim ten opzichte van de niet-sportende collega’s. Maar een werknemer kan door het uitoefenen van een sport geconfronteerd worden met een blessure. In sommige gevallen kan de blessure dusdanig ernstig zijn, dat de werknemer voor een bepaalde periode niet in staat is om arbeid te verrichten. Wat kunt u in dat geval als werkgever doen? Bent u er als werkgever toe gehouden het loon van de werknemer (volledig) door te betalen? 

Volledig doorbetalen, tenzij…

Wanneer een werknemer dusdanig geblesseerd raakt dat werken niet langer mogelijk is, kan en mag deze zich ziekmelden. Gedurende de ziekte, ongeacht de oorzaak daarvan, moet aan de werknemer ten minste 70% van het laatstverdiende salaris (maar minimaal het geldende wettelijk minimumloon) worden doorbetaald. Veelal volgt uit de arbeidsovereenkomst of cao dat een bepaalde periode zelfs 100% van dit laatstverdiende loon wordt doorbetaald. In beginsel moet dit loon – met de bovenwettelijke aanvulling – worden doorbetaald, maar hierbij gelden twee uitzonderingssituaties. 

…sprake is van zeer risicovol gedrag van de werknemer

Het recht op meer dan 70% van het loon kan komen te vervallen. Het is toegestaan om nadere voorwaarden te stellen aan de bovenwettelijke aanvulling. In de arbeidsovereenkomst, de arbeidsvoorwaardenregeling of in een cao kan het recht op de aanvulling nader worden geregeld. Zo kan bijvoorbeeld bepaald worden dat de werknemer geen aanspraak kan maken op de aanvulling, als de arbeidsongeschiktheid de werknemer zelf kan worden verweten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij zeer risicovol handelen van de werknemer waarbij deze redelijkerwijs had moeten voorzien dat zijn sportbeoefening tot arbeidsongeschiktheid zou kunnen leiden én desondanks geen maatregelen zijn getroffen door de werknemer om het intreden daarvan te voorkomen. 
Uitsluiting van de bovenwettelijke aanvulling per cao kwam aan de orde in het zaalvoetballers-arrest uit 2008 van de Hoge Raad. De werknemer was meerdere malen arbeidsongeschikt geweest door het uitoefenen van zijn hobby: zaalvoetbal. Zijn werkgever verzocht hem zijn keuze voor zaalvoetbal te heroverwegen, waarbij hij werd gewezen op de nadelige financiële consequenties die zijn keuze voor zaalvoetbal had. Toen de werknemer door het voetballen arbeidsongeschikt raakte, had hij als gevolg van de in de cao geformuleerde clausule over ‘schuld of toedoen’ geen recht op de bovenwettelijke aanvulling. Hierdoor diende de werkgever ‘slechts’ het wettelijk minimum door te betalen.
Als geen nadere afspraken zijn gemaakt over de bovenwettelijke aanvulling is de kans op doorbetaling groot. Toch is het geen gegeven. Zo laat een uitspraak over niet sport-gerelateerde arbeidsongeschiktheid het volgende zien. Ondanks dat geen nadere afspraken waren gemaakt over het doorbetalen van de bovenwettelijke aanvulling, had de werknemer daar toch geen recht op. In dit voorbeeld was sprake van een werknemer die onder invloed van alcohol verkeerde en als bestuurder betrokken raakte bij een ongeval. Hierdoor werd deze zelf arbeidsongeschikt. Dergelijk risicovol gedrag kan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen dat het onaanvaardbaar zou zijn als de werknemer aanspraak kon maken op de bovenwettelijke aanvulling. Maar mocht uw werknemer een gevaarlijke of risicovolle sport beoefenen, geeft het u als werkgever meer zekerheid om daarover duidelijke afspraken te maken in de arbeidsovereenkomst of in de arbeidsvoorwaardenregeling. 

…sprake is van opzet van de werknemer

Van doorbetaling is in het geheel geen sprake indien blijkt dat aan de zijde van de werknemer sprake is van opzet. De vraag of de werknemer opzettelijk ziek is geworden door het uitoefenen van een (gevaarlijke) sport is maar heel zelden met ‘ja’ te beantwoorden. Slechts in uitzonderlijke gevallen is ziekte het opzettelijke gevolg van sportuitoefening. Om te kunnen spreken van opzettelijke ziekte door uitoefening van een sport moet namelijk blijken dat de werknemer met het sporten het oogmerk heeft gehad om arbeidsongeschiktheid bij zichzelf teweeg te brengen. Het enkele feit dat de werknemer zich opzettelijk bloot heeft gesteld aan een (zeer) risicovolle activiteit en daarmee de reële kans niet uit de weg is gegaan om arbeidsongeschikt te raken, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van opzettelijk ziek worden. Dit leidt in beginsel niet tot het verlies van recht op doorbetaling. 

Afsluitend

Veel Olympische sporters hebben ondervonden dat de strijd om een medaille gepaard kan gaan met het oplopen van een (zware) blessure. Ook als werkgever kunt u te maken krijgen met deze keerzijde van de medaille. Raakt een werknemer door sport arbeidsongeschikt, dan heeft deze recht op ten minste 70% van het loon. Als een bovenwettelijke aanvulling op de werknemer van toepassing is, kan deze op een aantal manieren komen te vervallen. Eén manier is wanneer een beperkende clausule is overeengekomen met de werknemer via de cao, de arbeidsovereenkomst of de arbeidsvoorwaardenregeling. Ook kan het betalen van de aanvulling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. In uitzonderlijke gevallen kan doorbetaling in zijn geheel komen te vervallen. In dat geval moet sprake zijn van een werknemer die de eigen arbeidsongeschiktheid opzettelijk heeft veroorzaakt. 

Wilt u meer informatie over loondoorbetaling bij ziekte? Neem vrijblijvend contact op via 0118-65 60 60 en vraag naar één van onze arbeidsrechtadvocaten.

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team