Blog

Wordt een verhuurd pand gesloten op last van de burgemeester wegens overtreding van de Opiumwet, dan kan een verhuurder de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbinden. Recent moest het Hof te Den Haag een oordeel vellen over de vraag of in zo’n geval ook een belangenafweging dient plaats te vinden.

De gemeente Den Haag is eigenaar van een horecapand, inclusief de bovengelegen woning. Zowel de horecaruimte als de bovenwoning zijn door de gemeente verhuurd aan de exploitant van de horecaruimte, die aldaar een theehuis exploiteert.

 

Na enkele tips valt de politie het pand binnen en zowel de horecaruimte als de woning worden doorzocht. In de horecaruimte worden drugs gevonden alsook enkele artikelen die wijzen op drugshandel. In de woning zelf worden geen drugs gevonden, maar wel drugsgerelateerde artikelen.

 

Naar aanleiding van het onderzoek van de politie, heeft de burgemeester besloten de horecaruimte te sluiten voor 12 maanden. Vervolgens wordt de huurovereenkomst met betrekking tot de horecaruimte buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. De huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte wordt opgezegd.

 

De huurder legt zich niet bij het voorgaande neer, zodat de gemeente genoodzaakt is zich tot de rechter te wenden. In eerste aanleg bevestigt de rechtbank de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst horecaruimte en ontbindt in rechte de huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte.

 

De huurder gaat in hoger beroep en voert daar onder meer aan dat de huurovereenkomst niet zomaar buitengerechtelijk kan worden ontbonden, omdat er een belangenafweging had moeten plaatsvinden. De huurder vindt dat zijn belangen bij voortzetting van de huur zwaarder wegen dan de belangen van de gemeente als verhuurder bij het einde van de huur.

 

Het Hof volgt de huurder niet. In de regel kan een huurovereenkomst enkel worden ontbonden door een rechter. Daarop is in de wet een uitzondering opgenomen in artikel 7:231 lid 2 BW, waaruit volgt dat buitengerechtelijke ontbinding wél mogelijk is bij (onder meer) sluiting van het pand door de burgemeester op grond van overtreding van de Opiumwet. Er hoeft dan geen belangenafweging meer plaats te vinden. De enkele sluiting is voldoende voor een buitengerechtelijke ontbinding, aldus het Hof. Het Hof wijst daarbij op de wetsgeschiedenis, waaruit volgt dat in dit soort gevallen een spoedig einde van de huurovereenkomst van belang is. De ontbinding volgt uit het enkele feit dat de woning is gesloten en is niet gegrond op een tekortkoming van de huurder. Om die reden is voor een belangenafweging van de huurder geen plaats.

Gerechtshof Den Haag 21 november 2017, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHDHA:2017:3462

Actualiteiten overzicht