Nieuwsbrief voor overheden
FDF hebben het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) gevraagd om handhavend op te treden tegen een distributiecentrum van de Jumbo omdat deze zonder een vereiste natuurvergunning opereert. Volgens FDF is deze vergunning noodzakelijk aangezien de transportbewegingen van en naar het distributiecentrum stikstofdepositie veroorzaken op Natura 2000-gebieden.
Het college had dit verzoek buiten behandeling gesteld op grond van de stelling dat FDF geen belanghebbenden waren. Het bezwaar van FDF tegen deze beslissing werd afgewezen en het daaropvolgende beroep bij de rechtbank Noord-Nederland werd eveneens ongegrond verklaard. De centrale vraag was of FDF als belanghebbenden konden worden aangemerkt volgens artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze bepaling stelt dat een rechtspersoon belanghebbende is als hij een rechtstreeks bij het besluit betrokken algemeen of collectief belang behartigt.
De statutaire doelstellingen van FDF waren gericht op de belangen van de agrarische sector, en deze werden niet rechtstreeks geraakt door de exploitatie van het distributiecentrum. Tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland gingen FDF in hoger beroep.
In hoger beroep betoogden FDF dat hun belangen wel degelijk geraakt werden door de stikstofdepositie en dat zij om die reden belanghebbenden waren. Ze benadrukten dat hun doelstellingen ook de bescherming van de natuur omvatten, gezien de impact van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden en daarmee indirect op de agrarische sector.
De Afdeling bevestigde het oordeel van de rechtbank. Het argument dat de stikstofdepositie indirect de agrarische sector raakt en dat FDF met hun verzoek willen aantonen dat ook andere sectoren significant bijdragen aan de totale stikstofuitstoot, was onvoldoende om FDF als belanghebbende aan te merken. Dat agrariërs ook aan natuurbeheer doen en voor hun bedrijfsvoering afhankelijk zijn van een gezonde natuur, betekent niet dat de belangen die de FDF in het bijzonder behartigt, zijn gericht op natuurbeheer of natuurbescherming. De statutaire belangen van FDF richten zich primair op de belangen binnen de agrarische sector en niet op de natuurbeschermingsbelangen.
FDF voerden ook aan dat hun rechten onder artikel 8 van het EVRM (recht op privé- en gezinsleven) geschonden waren, en dat het niet handhaven discriminatoir was onder artikel 1 van het 12e protocol bij het EVRM. De Afdeling verwierp deze argumenten. Er was geen schending van artikel 8 omdat geen directe gevolgen van de stikstofdepositie werden ondervonden. Evenmin was er sprake van discriminatie omdat de wet voor alle rechtspersonen op een gelijke wijze geldt.
Deze uitspraak bevestigt dat rechtspersonen alleen als belanghebbenden kunnen optreden als hun statutaire doelstellingen en feitelijke werkzaamheden direct worden geraakt door het besluit. Dit benadrukt de noodzaak om zorgvuldig te toetsen of verzoekers daadwerkelijk belanghebbenden zijn, vooral als het gaat om belangen van verschillende sectoren. Het beschermen van de eigen sector is niet voldoende; er moet een directe link zijn met het besluit dat wordt aangevochten.
ABRvS 15 mei 2024, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2024:1983.