Nieuwsbrief voor overheden

Ook als er een gemachtigde in beeld is, blijft een aanvrager zelf bevoegd de aanvraag in te trekken.

De gemachtigde van appellanten heeft zich bij het college gemeld om namens appellanten een uitkering ingevolge de Participatiewet (Pw) aan te vragen. Hij heeft dat gedaan omdat niet zeker was of het UWV de eerder aangevraagde WIA-uitkering uiteindelijk zou toekennen.

Appellanten hebben, in afwezigheid van hun gemachtigde, tijdens een gesprek in het kader van de Pw een verklaring tot het intrekken van hun aanvraag om bijstand ondertekend. Bij brief van 18 april 2018 heeft het college de intrekking van de aanvraag aan appellanten bevestigd. Na afwijzing van de WIA-uitkering hebben appellanten bezwaar gemaakt, de brief van 18 april 2018, om zo terug te komen op hun intrekking.

Het college heeft dat bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 18 april 2018 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tegen de brief staat daarom geen bezwaar open.

De Centrale Raad bevestigt dat de schriftelijke bevestiging van die intrekking geen rechtsgevolg heeft, en daarom geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Ook als het college de gemachtigde van appellanten had moeten uitnodigen voor het gesprek waarin de aanvraag is ingetrokken, kunnen appellanten aan de intrekking worden gehouden. Een aanvrager blijft immers zelf bevoegd de aanvraag in te trekken. De gedingstukken bieden geen aanknopingspunten voor de stelling van appellanten dat zij de gevolgen van de intrekking niet hebben kunnen overzien. Ook is niet gebleken dat sprake is van een wilsgebrek.

CRvB 22 december 2020, www.rechtspraak.nl:  ECLI:NL:CRVB:2020:3522

Door Najima Khan

Actualiteiten overzicht