Nieuwsbrief voor overheden
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee (hierna: het college) verleende omgevingsvergunningen voor het wijzigen van de inrichting en functie van een pand ten behoeve van een drukkerij. Het college heeft twee omgevingsvergunningen verleend: één voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit en één voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (hierna: BOPA). De BOPA is door het college verleend voor de duur van twee jaar, omdat de drukkerij binnen die termijn naar een andere locatie verwacht te verhuizen. In deze bijdrage ga ik in op de overwegingen van de voorzieningenrechter met betrekking tot de BOPA. Uit de uitspraak valt af te leiden dat de drukkerij gelegen is naast de woning van verzoeker en dat het initiatief in ieder geval in strijd is met de planregel dat op het betrokken perceel slechts één bedrijf is toegestaan.
Wat vindt verzoeker?
Volgens verzoeker is geen sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Verzoeker vreest voor geluidsoverlast van de machines die door de drukkerij worden gebruikt en van de buitenunit die aan de achterzijde van het pand wordt geplaatst. Daarnaast is volgens verzoeker onvoldoende parkeergelegenheid aanwezig en zou het pand niet voldoen aan de geldende brandwerendheidseisen. Verzoeker voert ook aan dat de waarde van zijn woning zal dalen en betwist dat de drukkerij binnen twee jaar naar een andere locatie zal verhuizen.
Wat vindt het college?
Het college is van mening dat met de vergunningverlening sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het college meent dat gewicht toekomt aan de tijdelijke aard van de vergunning, omdat beoogd is dat de situatie na afloop van de vergunning weer in overeenstemming met het omgevingsplan wordt gebracht door ter plaatse slechts één bedrijf toe te staan. Het college stelt bovendien dat slechts kleinschalige drukkerijactiviteiten plaatsvinden en dat de gevolgen daarvan acceptabel zijn voor de omgeving. Daarnaast zullen de bedrijfsactiviteiten volgens het college niet leiden tot parkeerproblemen. Het personeel woont namelijk tegenover de drukkerij en klanten en leveranciers komen maar heel af en toe langs bij de drukkerij. Voor zover de ontwikkeling invloed heeft op het woon- en leefklimaat van omwonenden, is die invloed volgens het college dermate beperkt dat het college het belang van de drukkerij zwaarder heeft laten wegen.
Wat vindt de voorzieningenrechter?
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het college beleidsruimte toekomt bij de beslissing om al dan niet bij omgevingsvergunning af te wijken van het omgevingsplan. Vervolgens stelt de voorzieningenrechter vast dat aan het bestreden besluit geen ruimtelijke onderbouwing ten grondslag ligt. Het college heeft weliswaar beoordeeld of als gevolg van de komst van de drukkerij onevenredige gevolgen te verwachten zijn voor het woon- en leefklimaat van omwonenden, maar heeft daarbij onvoldoende rekening gehouden met het feit dat het toestaan van twee bedrijven in strijd is met wat de planwetgever ruimtelijk voor ogen heeft gehad. Het college heeft er in dat verband op gewezen dat DCMR Milieudienst Rijnmond gelet op de beperkte en kleinschalige activiteiten van de drukkerij geen reden heeft gezien om de vergunning te weigeren, maar volgens de voorzieningenrechter is het college er daarbij echter ten onrechte aan voorbijgegaan dat de DCMR uitgaat van de aanwezigheid van alleen de drukkerij op locatie. In werkelijkheid is op het perceel nog een ander bedrijf aanwezig. Het college heeft volgens de voorzieningenrechter daarom onvoldoende gemotiveerd waarom sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook toe.
Wat betekent de uitspraak?
De uitspraak onderstreept het belang van een deugdelijke motivering van het besluit om af te wijken van het omgevingsplan, óók wanneer advies wordt ingewonnen bij in dit geval de DCMR.
Rb. Rotterdam 4 december 2024, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBROT:2024:12281