Nieuwsbrief voor overheden
Een overtreder heeft in beroep een discussie opgeworpen over de waarde van bestuurlijke rapportages in het aannemelijk maken dat in zijn pand aangetroffen drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of vestrekking. Voor de overtreder was het volgens de rechtbank op grond van de rapportages niet duidelijk ten aanzien van welk feitencomplex zij het tegendeel aannemelijk moest maken. De Afdeling heeft het hoger beroep van de burgemeester tegen de rechtbankuitspraak gegrond verklaard: de rapportages spreken elkaar volgens de Afdeling niet tegen en gelet op de daarmee vastgestelde aangetroffen hoeveelheid drugs was de burgemeester bevoegd het pand te sluiten. Daartoe kon hij onder de door de burgemeester gestelde feiten en omstandigheden in dit geval ook besluiten.
De titel van dit artikel komt overeen met een wervende tekst op de website van een “saunaclub” in Roermond en er is niets van gelogen. Het was de burgemeester van Roermond gebleken dat er in de club, naast de verschillende wellnessactiviteiten en de diensten van in de saunaclub werkzame prostituees, ook drugs werden verhandeld.
Op 23 februari 2017 heeft de burgemeester tot de sluiting van de saunaclub besloten omdat de politie bij een onderzoek op 26 november 2016 6,92 g harddrugs en 4,5 g softdrugs had aangetroffen.
Het is vaste jurisprudentie dat mag worden aangenomen dat drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of vestrekking als de aangetroffen hoeveelheid groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik (0,5 gram harddrugs). In dat geval ligt het op de weg van de rechthebbenden van een pand om het tegendeel aannemelijk te maken. Lukt dat niet, dan is de burgemeester bevoegd tot de sluiting van het pand.
De club ging tegen het besluit van 23 februari 2017 in bezwaar en vervolgens in beroep.
De rechtbank heeft overwogen dat er, zoals de overtreder heeft betoogd, tegenstrijdigheden staan in de rapportages die aan het besluit ten grondslag liggen. Voor de overtreder was het volgens de rechtbank daardoor niet duidelijk ten aanzien van welk feitencomplex zij het tegendeel aannemelijk moest maken. Daarmee zou het feitelijk onmogelijk zijn om aannemelijk te maken dat de drugs niet bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking.
In hoger beroep heeft de burgemeester aangevoerd dat er van onverenigbare feiten in de rapportages geen sprake is en dat hij gelet op alle feiten en omstandigheden in dit geval bevoegd was tot de sluiting.
De Afdeling heeft in dat kader overwogen dat niet in geschil is dat 6,92 gram harddrugs is aangetroffen. De bestuurlijke rapportages die aan de besluitvorming ten grondslag liggen zijn weliswaar niet op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt, maar dat betekent niet dat er geen betekenis aan toekomt (zie voor een eerdere uitspraak met die strekking ABRvS 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:209). De Afdeling is met de burgemeester van oordeel dat de rapportages elkaar niet tegenspreken. Gelet op de daarmee vastgestelde aangetroffen hoeveelheid drugs was de burgemeester bevoegd het pand te sluiten.
Dat betekent niet, zo heeft de Afdeling in lijn met de vaste rechtspraak overwogen, dat de burgemeester daar zonder meer toe kon besluiten.
Gelet op de door de burgemeester gestelde feiten en omstandigheden (r.o. 4.5) heeft de Afdeling overwogen dat hij in dit geval tot de sluiting van het pand kon besluiten. Daarbij heeft de Afdeling onder meer overwogen dat in dit verband ook aan een verklaring op de niet ondertekende achterkant van een proces-verbaal betekenis toekomt.
ABRvS 16 januari 2019, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2019:113
Door Ad Schreijenberg
"