Nieuwsbrief voor overheden
In maart 2018 verkoopt de gemeente Den Bosch een voor woningbouw bestemd perceel. Het perceel ligt in een polder, is gelegen aan water en grenst aan een natuurgebied. De gemeente vertelt er niet bij dat zij in april 2017 met eigenaren van gronden in de polder een samenwerkingsovereenkomst had gesloten om in eerste instantie de ruimtelijke mogelijkheden voor het grootschalig opwekken van windenergie te onderzoeken. De koper vordert bij de rechtbank Oost-Brabant dat de koop onder invloed van dwaling is gesloten en verlangt vernietiging daarvan.
De rechtbank stelt vast dat er voorafgaand aan het sluiten van de koop niet gesproken is over de ligging in de polder en dat de koper ook niet aan de gemeente had kenbaar gemaakt dat het voor hem van wezenlijk belang was dat de situatie in de polder ongewijzigd zou blijven. De gemeente behoefde de koper niet over het onderzoek te informeren, want het was alleen maar een verkenning; van concrete plannen voor de plaatsing van windturbines was nog geen sprake. Het perceel is daarom naar het oordeel van de rechtbank geleverd zoals overeengekomen.
Het was ook niet onrechtmatig dat de gemeente bij de koop niets heeft gezegd over de verkenning. Immers, de gemeente wist niet dat de komst van windmolens als mogelijkheid essentiële informatie voor de koper was. Van misleiding is dus geen sprake.
De koper heeft dus geen succes. Dat is naar onze mening geheel volgens het boekje. Dit, hoewel er ons inziens ook wel iets te zeggen valt voor de stelling dat de gemeente uit eigen beweging voorafgaand aan de koop iets had moeten zeggen over de mogelijke plaatsing van windturbines. Immers, ook zonder dat de koper iets over windturbines had gezegd, kan toch wel worden aangenomen dat het voor de gemeente duidelijk had moeten zijn dat reeds de enkele mogelijkheid van plaatsing van windturbines voor de koper van een bouwperceel in/bij een natuurgebied in de open ruimte relevant is. Wij kunnen ons dus voorstellen dat de volgens het boekje geldende regels iets worden opgerekt en dat de vordering mogelijk in hoger beroep wel succes heeft.
Rb Oost-Brabant 5 juni 2024, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBOBR:2024:2354