Nieuwsbrief voor overheden

Overheidsaansprakelijkheid. Gemeente aansprakelijk voor schade voortvloeiend uit bestemmingsplan waaraan de Afdeling definitief goedkeuring heeft onthouden. Niet aangevochten bouwvergunning voor woning op basis van dit bestemmingsplan verbreekt niet het causale verband. Leidt wel tot toepassing van artikel 6:101 BW (schending schadebeperkingsplicht), doch hierbij past niet een alles-of-niets-benadering. Hof schat kans op succesvolle schorsing in op 50%  en acht gemeente in beginsel aansprakelijk voor 50% van de geleden schade.

Betrokkene is eigenaar van een vakantiewoning; de gemeente Ameland maakt het mogelijk om op een naastgelegen perceel zes nieuwe recreatiewoningen te bouwen. Betrokkene is in beroep gegaan tegen het goedkeuringsbesluit van GS, maar dat beroep had geen schorsende werking. Het bestemmingsplan is in werking getreden en de bouwvergunningen zijn verleend. Echter, het goedkeuringsbesluit gaat tot twee keer toe onderuit, zodat de Afdeling aanleiding ziet om definitief te besluiten om goedkeuring te onthouden. Het naastgelegen perceel heeft dus wel een recreatieve bestemming, maar geen bouwvlak, zodat het bouwen van een recreatiewoning niet was toegestaan.

Betrokkene vordert van de gemeente schadevergoeding op grond van onrechtmatige besluitvorming.

De onrechtmatige besluitvorming staat vast: de rechtbank oordeelt dat de raad de verlening van de bouwvergunning op onjuiste gronden planologisch mogelijk heeft gemaakt. Maar volgens de rechtbank zou een schorsingsverzoek, gericht tegen het goedkeuringsbesluit van GS, een reële kans van slagen hebben gehad, zodat betrokkene niet aan zijn schadebeperkingsplicht heeft voldaan, ook al had de gemeente betrokkene niet op de mogelijkheid van schorsing gewezen. Immers, betrokkene had rechtskundige bijstand van een advocaat. De rechtbank wijst daarom de vordering af.

Het hof overweegt dat het ook naar huidig recht niet zo is dat een schadevergoedingsvordering, gebaseerd op een vernietigd besluit, uitsluitend aan de bestuursrechter kan worden voorgelegd (zie artikel 8:89 Awb). Het hof onderschrijft ook het oordeel van de rechtbank dat, hoewel de Afdeling alleen het goedkeuringsbesluit van GS heeft vernietigd, er toch een onrechtmatige gedraging van de gemeente is, namelijk het vaststellen van het bestemmingsplan.

Dat de bouwvergunning formele rechtskracht heeft, betekent niet dat er rechtmatig is gebouwd. Immers, de bouwvergunning is gebaseerd op het vernietigde bestemmingsplan, op basis waarvan op grond van het limitatief-imperatieve stelsel de bouwvergunning verleend moest worden.

De gemeente heeft het plan vastgesteld in strijd met de goede ruimtelijke ordening: dat is een belang waarin de wet een naastgelegen eigenaar als betrokkene beschermt. Er is dus ook relativiteit.

Het hof deelt niet het uitgangspunt van de rechtbank dat, indien het schorsingsverzoek slechts enige kans van slagen zou hebben gehad, dit om die reden alleen al tot verval van de aanspraak had moeten leiden. Het gaat om wederzijdse causaliteit, waarbij het gaat om een inschatting van de goede en kwade kansen dat een dergelijk schorsingsverzoek doel zou hebben getroffen. Het hof is het wel met de rechtbank eens dat, omdat betrokkene werd bijgestaan door een advocaat, het ontbreken van de verwijzing naar de schorsingsmogelijkheid geen afbreuk doet aan het bestaan van de schadebeperkingsplicht.

Volgens het hof komt het dus geheel aan op de inschatting of de voorzitter hangende het eerste beroep het bestemmingsplan zou hebben geschorst of niet. Daarbij is van belang dat de Afdeling in haar eerste uitspraak heeft vernietigd op basis van een motiveringsgebrek. De voorzitter had dan ook kunnen opteren voor de inschatting dat het motiveringsgebrek uiteindelijk gerepareerd zou kunnen worden, zodat hij het bestemmingsplan niet zou hebben geschorst. Het hof houdt het dan ook op een 50-50% kansverdeling.

Opmerking: wij trekken in twijfel of de schadebeperkingsplicht die hier wordt aangenomen, ook door de Hoge Raad zal worden bevestigd. Immers: mag men wel verwachten dat een potentieel gelaedeerde, ter beperking van schade, zich teweerstelt tegen een maatregel die tegen hem wordt ondernomen? Stel dat schorsing wordt uitgesproken, maar uiteindelijk het beroep wordt verworpen, is betrokkene bijvoorbeeld schadeplichtig vanwege uitstel van het bouwplan? Is het niet veeleer zo dat een gemeente door de vaststelling van een bestemmingsplan onder oude WRO-wetgeving, waar het hier over gaat, handelt op eigen risico en niet mag verwachten dat de schade als gevolg van haar daad door een voorlopige voorziening wordt beperkt?

Hof Arnhem-Leeuwarden 19 december 2017, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2017:11169

Door Rikkert Hoekstra

"

Actualiteiten overzicht