Nieuwsbrief voor overheden
Het college van burgemeester en wethouders heeft op basis van delegatie nadere regels gesteld voor het toekennen van een persoonsgebonden budget (pgb) voor huishoudelijke hulp. Toepassing van deze regels leidt ertoe dat het pgb van appellante wordt verminderd. In hoger beroep concludeert de Centrale Raad dat de nadere regels onbevoegd zijn vastgesteld. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt immers dat delegatie wel mogelijk is, maar dat van belang is dat voorzichtig met deze mogelijkheid moet worden omgegaan. Tevens is er jurisprudentie van de Centrale Raad waaruit volgt dat de essentialia van een voorziening moeten zijn opgenomen in een verordening. Het besluit van het college over het pgb van appellante wordt daarom vernietigd.
In een gemeentelijke verordening van het college van burgemeester en wethouders zijn regels opgenomen over de toekenning van huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Op basis van deze regels is aan appellante een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend. Zij wordt bij een aantal huishoudelijke taken ondersteund door haar zwager, die zij betaalt uit het aan haar als maatwerkvoorziening toegekende pgb.
Wanneer de verlenging van het pgb wordt aangevraagd, besluit het college om het gehanteerde uurtarief voor deze voorziening te beperken omdat appellante iemand uit haar sociaal netwerk inhuurt. Tevens wordt het aantal uren waarvoor appellante pgb ontvangt beperkt, aangezien het college van oordeel is dat zij gebruik kan maken van een algemene voorziening van de gemeente voor het doen van haar was.
De rechtbank oordeelt dat het college bevoegd is om, afhankelijk van het type hulpverlener, een verschillend tarief te hanteren voor een pgb. Appellante heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het voor haar onmogelijk is om een professionele hulpverlener in te schakelen. Voor een dergelijke hulpverlener zou een hoger pgb zijn toegekend. Ten aanzien van de wasvoorziening zegt het college toe dat een pgb kan worden toegekend indien appellante haar was niet zelf kan doen.
De Centrale Raad baseert zijn oordeel op de Wmo en de gemeentelijke regelgeving. In de parlementaire geschiedenis bij de Wmo is uitdrukkelijk opgemerkt dat terughoudend moet worden omgegaan met het delegeren van bevoegdheden door de gemeenteraad aan het college. De Centrale Raad verwijst naar een eerdere uitspraak (ECLI:NL:CRVB:2010:BO7133) waaruit volgt dat de essentialia van het voorzieningenpakket in de verordening van de gemeenteraad moeten zijn opgenomen en niet in nadere regels die het college kan stellen. Omdat in dit geval wél sprake is geweest van delegatie, is sprake van een onbevoegd genomen besluit. Dit wordt door de Centrale Raad vernietigd en het college krijgt opdracht om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
CRvB 17 mei 2017, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:CRVB:2017:1803
Door Marlies Blesgraaf
"