Nieuwsbrief voor overheden

De Stichting Nuclear Research and Consultancy Group (voorheen: Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland, of ‘ECN’) te Schagen schakelde betrokkene in 2015 op interim-basis in als CFO en later CEO. De overeenkomst van opdracht voor de duur van zes maanden werd éénmaal verlengd met zes maanden en daarna omgezet in een arbeidsovereenkomst. 

Naar aanleiding van een burgermelding heeft de Eenheid Toezicht WNT van het ministerie van BZK een onderzoek ingesteld naar de bezoldiging van betrokkene op basis van zijn eerste contract. Deze bezoldiging was hoger dan het WNT-maximum. Doorslaggevend was of betrokkene nog onder het overgangsrecht van de WNT viel, dat een vrijstelling van het maximum inhield voor tijdelijke dienstbetrekkingen tot zes maanden binnen een periode van 18 maanden. BZK was van oordeel dat betrokkene niet onder het overgangsrecht viel omdat zijn eerste contract van zes maanden was verlengd, en hierdoor langer dan zes maanden voortduurde. 

Het ministerie van EZK, belast met het toezicht op de naleving van de WNT door ECN, heeft ECN verzocht te bewerkstelligen dat de overtreding van de WNT ongedaan wordt gemaakt. Dit was geen vrijblijvend verzoek, omdat EZK terzake beschikte over de bevoegdheid tot oplegging van een last onder dwangsom. ECN is daarop in gesprek gegaan met betrokkene om afspraken te maken ter ongedaanmaking van de WNT-overschrijding. Betrokkene was daar zeer ontstemd over, en heeft ECN verzocht om beëindiging van het dienstverband. In de vaststellingsovereenkomst is een terugbetalingsverplichting voor betrokkene opgenomen, die betrokkene vervolgens weigerde na te komen omdat hij nog niet de gelegenheid had gehad om het oordeel dat de WNT was overtreden aan te vechten. Naar aanleiding hiervan is ECN een civiele procedure tegen betrokkene gestart, waarin primair nakoming van de vaststellingsovereenkomst is gevorderd en subsidiair onverschuldigde betaling is gesteld. ECN heeft ermee ingestemd dat deze procedure naar de parkeerrol is verwezen toen EZK er op uitdrukkelijk verzoek van betrokkene in heeft bewilligd om een bestuurlijk rechtsoordeel kenbaar te maken, waarover betrokkene een procedure kon starten bij de bestuursrechter.

In een uitspraak van 15 oktober 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:10394) heeft de rechtbank Den Haag het beroep van betrokkene niet-ontvankelijk verklaard omdat de rechtbank het afwachten van een besluit omtrent handhaving geen onevenredig bezwarende weg vond. Reputatieschade was niet aangetoond of aannemelijk gemaakt. 
Vervolgens pakte de handelskamer van de rechtbank de civiele zaak weer op, en doet daarin onder andere een uitspraak over rechtsmachtverdeling die voor de juridische fijnproevers zeker interessant is te noemen. De rechtbank wijst de primaire vordering van ECN tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst namelijk af, omdat de rechtbank het beroep van ECN op deze overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar acht. ECN wist immers dat betrokkene het niet eens was met de WNT-terugbetaling van de overschrijding, en dat betrokkene die verplichting wilde laten toetsen. De bestuursrechter heeft geen inhoudelijk oordeel over de WNT-terugbetaling gedaan. Indien de primaire vordering zou worden toegewezen, zou ook de burgerlijke rechter niet tot een inhoudelijk oordeel komen, en dat acht deze - als ‘restrechter’ – dus onaanvaardbaar. 

Heel veel schiet betrokkene hier echter niet mee op, want de subsidiaire vordering van ECN die was gebaseerd op onverschuldigde betaling wordt wèl toegewezen. De rechtbank gaat uitgebreid in op de wet- en regelgeving in het kader van de WNT welke van toepassing was ten tijde van de dienstbetrekking van betrokkene bij ECN, en betrokkene trekt hierin op alle punten aan het kortste eind. Niet alleen voor boekjaar 2015, maar ook voor 2016 en 2017, resulteert dit in een fikse verplichting tot terugbetaling voor betrokkene van in totaal circa € 63.000, vermeerderd met een rente van 4% en een serieus bedrag aan proceskosten. Zes jaar procederen heeft betrokkene dus helemaal niets opgeleverd. 

Rechtbank Den Haag 8 februari 2023, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBDHA:2023:1033

Door Bas de Moor

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team