Nieuwsbrief voor overheden

Het gaat in deze zaak om een jeugdige die zindelijkheidstraining krijgt. Op een gegeven moment besluit de gemeente de financieringsvorm te wijzigen van een persoonsgebonden budget (pgb) naar zorg in natura (ZIN). Hierbij heeft de gemeente geen uren vermeld, maar een resultaat.

Oordeel rechtbank
De rechtbank is allereerst van oordeel dat een perspectiefplan, tezamen met het daarin aan het einde opgenomen besluit, een besluit betreft in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen bezwaar en beroep open staat. In het perspectiefplan en het daarin opgenomen besluit staat namelijk vermeld waar eiser recht op heeft en welke zorg eiser zal ontvangen.

De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad (ECLI:NL:CRVB:2017:1477) waarin het volgende is overwogen. Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met artikel 2.3 van de Jeugdwet (Jw) volgt dat het bestuursorgaan voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. Dit brengt met zich mee dat wanneer een jeugdige of een ouder zich meldt met een vraag voor jeugdhulp het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn. Pas wanneer de problemen en stoornissen zijn vastgesteld, kan worden bepaald welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een voorziening van jeugdhulp te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige hulp, dan wel jeugdhulp specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet mogen ontbreken. De vorenbedoelde verschillende stadia van onderzoek vragen op die stadia aangepaste deskundigheid. Het college dient ervoor zorg te dragen dat die deskundigheid gewaarborgd is en dat deze naar discipline van deskundigheid concreet kenbaar is voor de hulpvrager.

De rechtbank heeft het perspectiefplan tegen het licht van deze uitspraak gehouden en komt tot de volgende conclusie. Verweerder heeft op zitting toegelicht dat de wijze waarop het perspectiefplan tot stand komt, recht doet aan de behoeftes van het betreffende gezin en dat juist gestreefd wordt naar maatwerk. De rechtbank is van oordeel dat de systematiek die verweerder hanteert en zoals die ook blijkt uit de beschrijvingen in het perspectiefplan op zichzelf in overeenstemming is met dit stappenplan. Ook de gevolgde procedure komt niet onzorgvuldig over. Immers, de zorgbehoeftes, problemen en benodigde hulp worden duidelijk in kaart gebracht en vervolgens ook uitgewerkt in de te bereiken resultaten en gemaakte afspraken, waarbij wordt aangegeven welke afspraken zijn gemaakt en door wie deze worden uitgevoerd. Dat niet steeds wordt vermeld hoeveel uur zorg er geleverd wordt en dat wordt gewerkt met zorgprofielen, acht de rechtbank op zichzelf niet problematisch en daarin lijkt hier ook niet het probleem te zitten. Immers, verweerder committeert zich aan een resultaat en als betrokkenen ontevreden zijn over de geleverde zorg, kunnen zij met verweerder rond de tafel gaan zitten om te bezien of het perspectiefplan aanpassing nodig heeft. Dit is van belang om maatwerk te kunnen leveren, waarbij het te bereiken resultaat het uiteindelijke doel is. De vergelijking die eiser maakt met huishoudelijke hulp, waarbij de urenbehoefte wordt vastgelegd, gaat niet op. In de jeugdzorg gaat het om opgroeiende kinderen, waarbij de hulpbehoeftes snel kunnen wijzigen – zowel in positieve als in negatieve zin. Dat hierop ingespeeld moet kunnen worden en dat het aantal uren niet in beton gegoten is, is dan juist van belang.

Dat betekent echter niet dat verweerder het op alle onderdelen helemaal goed heeft gedaan. De rechtbank is het met de moeder van de jeugdige eens dat de wijze van besluitvorming door verweerder niet transparant is geweest.

Verstrekking van zorg in de vorm van ZIN dan wel een pgb dient onderdeel uit te maken van het in kaart brengen van de zorgbehoefte en toekenning van de jeugdhulp waarbij maatwerk geboden is. Met andere woorden: de vorm waarin de jeugdhulp wordt toegekend – ZIN of pgb – maakt onderdeel uit van de besluitvorming en betrokkenen moeten dan ook kunnen opkomen tegen beslissingen die zien op de financieringsvorm van de verstrekking. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het al dan niet toekennen van de indicatie in de vorm van een pgb of ZIN het sluitstuk moet zijn van de besluitvorming en dus moet worden opgenomen in het besluit onder het perspectiefplan. Het is dus niet de bedoeling, zoals nu het geval is blijkens de clausule onderaan het perspectiefplan, dat het perspectiefplan samen met een pgb-plan alsnog moet worden opgestuurd om een aparte pgb aanvraag in te dienen. Op deze onderdelen voldoet de (primaire) besluitvorming dus niet aan de daaraan te stellen eisen.

Rb Amsterdam 24 juni 2020, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBAMS:2020:7132

Door Rosalin Storm

Actualiteiten overzicht