Nieuwsbrief voor overheden

Toepassing van artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep.

In een procedure had de rechtbank een gebrek geconstateerd in het besluit, maar het besluit met toepassing van artikel 6:22 Awb in stand gelaten en het beroep ongegrond verklaard. De appellant stelde in hoger beroep dat de rechtbank het beroep gegrond had moeten verklaren omdat het een gebrek in het besluit had geconstateerd. 

Dit riep de vraag op hoe artikel 6:22 Awb zich verhoudt tot artikel 8:72 lid 1 Awb.

Artikel 6:22 Awb luidt:
“Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.”

Artikel 8:72 lid 1 Awb luidt:
“Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.”

De Afdeling oordeelt:
“Als een gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt gepasseerd, blijft de vernietiging van het besluit achterwege en is toepassing van artikel 8:72 van de Awb niet aan de orde. Gelet hierop vormt het gebrek, dat gepasseerd is met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, geen aanleiding voor de gegrondverklaring van het beroep.”

Met andere woorden, als een rechter een gebrek passeert met toepassing van artikel 6:22 Awb, dan kan het gebrek niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep.

ABRvS 6 oktober 2021, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2021:2225

Door Jaap IJdema

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team