Nieuwsbrief voor overheden
Wanneer in een faillissement het totaal aan boedelvorderingen het boedelactief overschrijdt, kan het faillissement slechts worden afgewikkeld door opheffing wegens gebrek aan baten. Daarmee eindigt het faillissement en houdt een gefailleerde rechtspersoon op te bestaan. Mocht nadien nog blijken van een tot de boedel behorende bate, dan kan het faillissement niet meer worden heropend, maar kan slechts de vereffening van de rechtspersoon worden heropend.
Het doel van het faillissement is het te gelde maken van alle tot de boedel behorende vermogensbestanddelen en vervolgens het verdelen van de daarmee gerealiseerde opbrengst onder de schuldeisers met inachtneming van ieders rang. Dat te gelde maken van vermogensbestanddelen geschiedt door verkoop. Het kan ook geschieden door inning van vorderingen. Normaal gesproken zal de curator pas wanneer alle mogelijke vermogensbestanddelen te gelde zijn gemaakt, overgaan tot verdeling van de opbrengst en daarna tot afwikkeling van het faillissement.
Er zijn echter omstandigheden denkbaar, waarin dat geen optie is. Te denken valt aan vermogensbestanddelen waarvoor eenvoudigweg geen interesse is of een vordering die niet inbaar blijkt. Die blijven dan tot het vermogen van gefailleerde behoren, zonder dat daar iets mee gebeurt. Echter, dan is mogelijk dat veel later alsnog blijkt van interesse in vermogensbestanddelen of de bereidheid van een debiteur om haar schuld aan een gefailleerde te voldoen. Daarnaast is de situatie denkbaar, waarin pas veel later blijkt van het bestaan van een bate. Dat noemt men een nagekomen bate.
Indien een dergelijke situatie zich voordoet in een faillissement, dat is geëindigd door een uitdeling (aan concurrente en preferente crediteuren of alleen aan preferente crediteuren) dan voorziet de Faillissementswet (Fw) in verdeling door de voormalig curator van de nagekomen bate conform de eerder door hem opgestelde uitdelingslijst.
Indien een dergelijke situatie zich voordoet in een faillissement, dat geëindigd is door opheffing wegens gebrek aan baten (art. 16 Fw), dan geldt deze voorziening in de Fw niet. In dat geval heeft namelijk niet eerder een verdeling plaatsgevonden en is ook niet eerder een uitdelingslijst opgesteld.
De enige mogelijkheid die dan nog rest is de heropening van de vereffening van de rechtspersoon. Dat is een voorziening die is opgenomen in artikel 2:23c Burgerlijk Wetboek (BW) en niet specifiek geldt voor faillissementssituaties, maar in het algemeen geldt in situaties waarin de rechtspersoon is opgehouden te bestaan, nadat vereffening van het vermogen heeft plaatsgevonden.
Het verzoek tot heropening van de vereffening kan door het indienen van een verzoekschrift bij de rechtbank worden gedaan door een belanghebbende. Over het algemeen zal de rechtbank een vereffenaar benoemen en in de praktijk geldt als voorwaarde voor toewijzing van het verzoek dat de belanghebbende verklaart het aan de vereffenaar toekomende salaris (dat in de praktijk wordt overeengekomen tussen vereffenaar en belanghebbende) te zullen voldoen. In geval van de heropening van de vereffening van een rechtspersoon waarvan het faillissement eerder is geëindigd door opheffing wegens gebrek aan baten, zal over het algemeen de in dat faillissement benoemde curator worden benoemd tot vereffenaar.
Zeer recent heeft de rechtbank Den Haag op verzoek van de Ontvanger van de Belastingdienst de vereffening heropend van een vennootschap waarvan het faillissement ruim een jaar eerder was opgeheven wegens gebrek aan baten. De achtergrond hiervan was dat deze vennootschap als boedelschuldeiser in het faillissement van een andere vennootschap nog recht bleek te hebben op voldoening van haar vordering. De Belastingdienst was de hoogst gerangschikte schuldeiser in het faillissement van de boedelschuldeiser en het bedrag van de aan die boedelschuldeiser toekomende vordering zou daarom geheel aan haar toekomen. Dat maakte haar tot belanghebbende bij de heropening van de vereffening.
Echter, er kunnen ook heel andere omstandigheden zijn dan de hoedanigheid van schuldeiser die maken dat een partij belanghebbende is. Zo heeft Rijkswaterstaat een aantal jaren geleden eens de heropening van de vereffening van een vennootschap verzocht, aangezien die vennootschap eigenaar bleek van een perceel grond dat Rijkswaterstaat diende te verwerven in het kader van haar project “Ruimte voor de Rivier”. Alleen door heropening van de vereffening van die vennootschap kon Rijkswaterstaat het perceel verwerven.
Ten aanzien van de afweging van het al dan niet verzoeken om heropening van de vereffening geldt dat een belanghebbende die een financieel belang heeft, moet afwegen of de haar toekomende opbrengst van potentiele bate opweegt tegen de kosten van het indienen van het verzoek tot heropening en van het salaris van de vereffenaar. Voor een belanghebbende met een ander dan een financieel belang geldt die afweging niet, of in ieder geval in aanmerkelijk mindere mate.
Rb Den Haag 23 mei 2017, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBDHA:2017:5682
Door Floris Lewis
"