Nieuwsbrief voor overheden
Op 14 april 2023 hebben toezichthouders van de gemeente de aanwezigheid van een grondwal van 105 meter lang, 6 meter breed en 2 meter hoog geconstateerd. Op 11 oktober 2024 hebben verzoekers een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de aanwezigheid van de grondwal. Het college heeft deze vergunningaanvraag geweigerd. Verzoekers hebben tegen deze weigering bezwaar gemaakt.
Op 13 maart 2025 heeft het college een last onder dwangsom opgelegd, welke luidt:
“U moet binnen 4 weken na dagtekening van deze brief de op het perceel opgerichte grondwal verwijderen en vervolgens verwijderd houden. Wanneer u hieraan niet voldoet verbeurt u een dwangsom van € 2.500,- per week of deel van week, met een maximum van € 25.000,--”.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de last en verzocht om schorsing daarvan. Het bezwaar tot weigering van de omgevingsvergunning is in de tussentijd ongegrond verklaard.
In het bestreden besluit heeft het college gesteld dat de grondwal is opgericht zonder de vereiste omgevingsvergunning, waarbij het college heeft verwezen naar de regels zoals opgenomen in de bijlage bij het besluit. In de bijlage wordt verwezen naar de bestemmingsplanregels en naar artikel 2.1 lid 1 en onder b van de Wabo, waarin was opgenomen dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een werk uit te voeren als dat in een bestemmingsplan zo is geregeld.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college ten onrechte de overtreding van de Wabo als grondslag voor het handhavingsbesluit heeft genomen. De voorzieningenrechter overweegt vervolgens dat het gebrek op zichzelf echter geen grondslag is om het besluit te schorsen, omdat ook onder de Omgevingswet sprake is van een overtreding waartegen handhavend kan worden opgetreden. De bestemmingsplanregels maken namelijk onderdeel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Op grond van artikel 5.1 eerste lid en onder a Omgevingswet is het verboden om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten. Het handelen in strijd met regels van het tijdelijk deel van het omgevingsplan valt onder de reikwijdte van dit verbod. Om die reden is ook onder de Omgevingswet sprake van een overtreding en is het college bevoegd om handhavend op te treden. Overigens heeft de voorzieningenrechter in deze kwestie het besluit uiteindelijk wel geschorst, omdat het college onvoldoende zorgvuldig heeft onderbouwd dat sprake is van een overtreding van de bestemmingsplanregels.
Uit deze uitspraak volgt dat de onjuiste verwijzing naar een wettelijke grondslag op zichzelf niet hoeft te leiden tot schorsing (of vernietiging) van het betreffende handhavingsbesluit. Dat zal zich echter alleen voordoen als zowel onder ‘oud’ recht als onder ‘nieuw’ recht sprake is van een overtreding.
Rb. Noord-Nederland 10 juni 2025, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBNNE:2025:2162