Nieuwsbrief voor overheden

Onrechtmatige daad gemeente: onzorgvuldig handelen ten aanzien van een boom die scheuren in een woning heeft veroorzaakt. Beoordeling schade en eigen schuld verweer.

 

In een gemeentelijk plantsoen op 6 meter afstand van de zijgevel van een hoekwoning bevindt zich een ongeveer 15 meter hoge ceder. De eigenaar van de hoekwoning meldt in 2011 aan de gemeente dat er scheurtjes in zijn zijmuur zijn ontstaan; hij vermoedt dat deze zijn veroorzaakt door de boom. In 2012 meldt de eigenaar dat de scheuren groter zijn geworden. Hij stelt de gemeente aansprakelijk. Daarop schakelt de gemeente een deskundige in die, nadat hij in december 2012 een voorlopig rapport heeft uitgebracht, in augustus 2013 concludeert dat de waarschijnlijke oorzaak van de schade niet een verandering in het grondwaterregime is, maar krimp van een ondergrondse kleilaag door onttrekking van vocht door de wortels van de cederboom. Op enig moment zijn de wortels tot nabij de fundering gekomen en werd ook daar vocht onttrokken. Daardoor zijn de scheuren waarschijnlijk ontstaan. Daarna heeft de gemeente een bouwdeskundige ingeschakeld. Op 17 september 2013 heeft de gemeente een last onder dwangsom opgelegd, inhoudend dat de woning per 24 september 2013 verzegeld zal worden en niet meer bewoond mag worden totdat aan de bouwregelgeving is voldaan.

Bij brief van 17 september 2013 heeft de verzekeraar van de gemeente aansprakelijkheid afgewezen, omdat de gemeente haar zorgplicht niet zou hebben geschonden. Naar aanleiding van het een advies van de verzekeraar is de boom op 16 december 2013 gekapt.

De rechtbank Midden-Nederland oordeelt in een uitspraak d.d. 9 november 2016 dat de gemeente naar aanleiding van een voorlopig rapport van de boomdeskundige, uitgebracht in december 2012, had moeten onderkennen dat de boom de waarschijnlijke oorzaak was van de scheurvorming. In het rapport staat weliswaar dat een 100% causaal verband nog niet was aangetoond en dat alternatieve oorzaken niet konden worden uitgesloten, maar de gemeente had niet mogen wachten met de kap totdat er absolute zekerheid was. De gemeente had er beroep op gedaan dat karakteristieke en gezichtsbepalende bomen mede gelet op het leefmilieu niet zekerheidshalve worden verwijderd, maar dat belang weegt niet op tegen het aanzienlijke risico op de ernstige gevolgen van het laten voortbestaan van de toenmalige situatie, aldus de rechtbank. De omstandigheid dat de boom op geoorloofde afstand van 2 meter van de woning stond en dat het enkele doorschieten van wortels op andermans erf in beginsel niet onrechtmatig is, neemt niet weg dat toch de zorgplicht bestond om ten aanzien van doorgeschoten wortels maatregelen te nemen. Daarom is de gemeente in elk geval na 1 januari 2013 tekort geschoten in de zorg die van haar kon worden gevergd.

De eigenaar had gevraagd om vergoeding van herstelkosten tot een bedrag van circa

€ 90.000,- exclusief BTW en om vergoeding van de waardevermindering vanwege de ‘smet op de woning’ tot een bedrag van € 20.000,-. De gemeente verzet zich tegen deze vordering, omdat uit een taxatierapport blijkt dat de waardevermindering van de woning als gevolg van de zettingsschade slechts € 60.000,- bedroeg. De rechtbank overweegt naar aanleiding daarvan dat in het algemeen bij zaaksbeschadiging de waardevermindering kan worden gesteld op de kosten van herstel –zodat de waardevermindering die blijkt uit een verminderde koopprijs niet terzake doet- met dien verstande dat herstel mogelijk niet verantwoord kan zijn. In dat geval is wel de vermogensvermindering die blijkt uit het taxatierapport van belang. Of het herstel al dan niet verantwoord is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de functie van de zaak voor de eigenaar alsmede de mate waarin de kosten van herstel het bedrag van de vermogensvermindering overtreffen.

Een en ander gaat er echter allemaal van uit dat de gemeente aansprakelijk zou zijn voor 100% van het herstel c.q. waardevermindering. Dat is niet juist, omdat de gemeente alleen maar aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan vanaf 1 januari 2013. Daarom geeft de rechtbank in dit tussenvonnis aan partijen de opdracht mee om nader te debatteren over de hoogte van de schade. Bovendien moet rekening worden gehouden met de zogenaamde ‘nieuw-voor-oud-verbetering’, die het gevolg is van volledig herstel. Voorzover er sprake is van een dergelijke verbetering, hoeft de gemeente de schade niet te vergoeden.

De rechtbank wijst echter het beroep op eigen schuld van de eigenaar af. De gemeente had betoogd dat de geclaimde schade moest worden verminderd terzake van de eigen schuld. De eigenaar had immers het recht om doorschietende wortels op zijn erf te verwijderen. Echter, de rechtbank overweegt dat, hoewel de eigenaar op grond van artikel 5:44 BW inderdaad het recht had om doorschietende wortels weg te hakken, dit niet betekent dat hij daartoe verplicht was in het kader van een schadebeperkingsplicht. Deze plicht gaat sowieso niet zo ver dat de eigenaar in het stadium voordat de gemeente had gereageerd op zijn aansprakelijkheidstelling, alvast moest overgaan tot het weghakken van de wortels, mede omdat de gemeente nog onderzoek deed naar het oorzakelijk verband tussen de boom en de scheurvorming.

De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten alsmede vergoeding van door de eigenaar gemaakte deskundigenkosten, wordt in beginsel toegewezen. Ook wordt toegewezen een bedrag van € 5.000,- terzake van immateriële schade. In artikel 6:106 BW is bepaald dat ander nadeel dan vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komt en dat de omvang daarvan naar billijkheid moet worden vastgesteld. Dat geldt ook indien iemand op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting van zijn eer en goede naam in zijn persoon is aangetast. De rechtbank overweegt dat het recht op ongestoord woongenot moet worden gezien als een persoonlijk recht en dat er dus sprake is van aantasting van de persoon van de eigenaar. Geestelijk letsel is niet vereist. Het bedrag is mede bepaald op basis van de hogere leeftijd van de eigenaar, zijn kwetsbare gezondheid, de duur van de aantasting, en de aard van de aansprakelijkheid.

De gevorderde schadevergoeding wegens verblijf in een recreatiewoning wordt afgewezen. De gemeente had namelijk aangeboden om via de woningbouwvereniging een vervangende woning te regelen. Dat aanbod heeft de eigenaar niet geaccepteerd. Daarom oordeelt de rechtbank dat er geen voldoende causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige daad en de kosten wegens verblijf in de recreatiewoning.

Conclusie: indien iemand scheurvorming in zijn woning in verband brengt met een boom in een gemeentelijk plantsoen, moet er daadkrachtig worden opgetreden!

Ik stel vast dat de gemeente niet aansprakelijk is gesteld of gehouden voor het bezit van de boom als gevaarlijke zaak. In dat kader is wellicht van belang dat uit het voorlopig rapport van december 2012 blijkt dat de boom aan 3 zijden was omgeven door verhardingen, zodat de boom slechts in de tuin van de eigenaar gemakkelijk vocht en voedingsstoffen kon opnemen. Zou men kunnen zeggen dat hier op deze wijze een gevaar is gecreëerd voor de woning, zodanig dat de gemeente 100% aansprakelijk is?

Rb Midden-Nederland 9 november 2016, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBMNE:2016:5847

Door Rikkert Hoekstra

"

Actualiteiten overzicht