Nieuwsbrief voor overheden

Een vordering als gevolg van een onrechtmatig besluit, die een bedrag van € 25.000,- mogelijk overschrijdt kan worden voorgelegd aan de bestuursrechter voor wat betreft het bedrag tot € 25.000,-. Voor het meerdere blijft de mogelijkheid open de kwestie voor te leggen aan de civiele rechter.

Vanwege de vele, elkaar niet uitsluitende, wegen om schadevergoeding te verkrijgen wegens onrechtmatig overheidshandelen is in juli 2013 de ‘Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten’ ingevoerd en titel 8.4 toegevoegd aan de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De gewijzigde wetgeving strekt er onder meer toe een duidelijkere bevoegdheidsverdeling te realiseren tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter voor schadeverzoeken wegens onrechtmatige besluiten en daarmee samenhangende voorbereidingshandelingen.

Artikel 8:88 Awb luidt:

“De bestuursrechter is bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:

a. een onrechtmatig besluit;

b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;

c. het niet tijdig nemen van een besluit;

d. een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.”

 

Indien de schade wordt veroorzaakt door een besluit waarover de Centrale Raad of de Hoge Raad in enige of hoogste aanleg oordeelt, is de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd, aldus artikel 8:89 lid 1 Awb. Volgens artikel 8:89 lid 2 Awb is de bestuursrechter in de overige gevallen bevoegd kennis te nemen van vorderingen tot een schadevergoeding begroot tot een bedrag van € 25.000,-.

Recent heeft de Afdeling beslist over de bevoegdheid van de bestuursrechter indien een schadevergoeding de competentiegrens overschrijdt. De Afdeling is van oordeel dat de bestuursrechter bevoegd is kennis te nemen van een kwestie waarbij de vordering over meer dan € 25.000,- gaat, zij het dat voor het meerdere dan € 25.000,- de kwestie vervolgens kan worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter.

In de kwestie die voorlag bij de Afdeling had een onderneming als gevolg van twee verschillende oorzaken schade geleden. Ten eerste als gevolg van een Tracébesluit. Een dergelijke kwestie valt in beginsel onder de bevoegdheid van de bestuursrechter. Ten tweede als gevolg van het niet nakomen van een per brief gedane toezegging. Een dergelijke kwestie valt onder de bevoegdheid van de burgerlijke rechter.

Hoewel de gestelde schade hoger is heeft de onderneming haar verzoeken gebaseerd op een schadebedrag tot € 25.000,-. Zij heeft zich het recht voorbehouden om voor de schade die uitstijgt boven dit bedrag een vordering strekkende tot schadevergoeding bij de burgerlijke rechter in te stellen.

De Afdeling moet oordelen over de vraag of zij bevoegd is kennis te nemen van het verzoek, waarin de gevraagde vergoeding weliswaar is beperkt tot € 25.000,-, maar voorafgaand aan de indiening van het verzoek duidelijk was dat de schadevergoeding waarop verzoeker aanspraak maakt dit bedrag overstijgt en verzoeker geen afstand heeft gedaan van zijn gepretendeerde aanspraak op het meerdere.

De Afdeling constateert dat de wetgever met de competentiegrens tot ten hoogste een bedrag van € 25.000,- heeft willen aansluiten bij artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) waarin dezelfde competentiegrens is gesteld voor zaken die behandeld worden door de kantonrechter. Aangezien de overige voorwaarden in Rv in het kader van de competentie-eis niet zijn opgenomen in de Awb betekent volgens de Afdeling dat uit de tekst van titel 8.4 Awb niet kan worden afgeleid dat de wetgever de bevoegdheid van de bestuursrechter heeft willen beperken door als voorwaarde te stellen dat een eiser uitdrukkelijk afstand moet doen van zijn vordering voor zover die de € 25.000,- overstijgt.

Na een procedure bij de bestuursrechter over een bedrag tot € 25.000,- kan dus worden verder geprocedeerd bij de burgerlijke rechter voor het meerdere aan schade. De burgerlijke rechter is daarbij gebonden aan de beslissing van de bestuursrechter over de € 25.000,-.

Van belang is dat de route andersom niet mogelijk is. Indien een geschil eenmaal aanhangig is gemaakt bij de civiele rechter is de bestuursrechter niet (langer) bevoegd, aldus artikel 8.89 lid 3 Awb.

ABRvS 2 augustus 2017, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2017:2081

Door Ingrid van der Hoeven

"

Actualiteiten overzicht