Nieuwsbrief voor overheden

De Utrechtse wijk Leidsche Rijn is een uitbreidingslocatie. Vanaf 2003 worden plannen ontwikkeld voor een winkelcentrum. In 2013 komt een bestemmingsplan tot stand. Het totale winkelprogramma omvat 47.000 m2 bedrijfsvloeroppervlakte; daarmee wordt een rijke keuze aan winkels beoogd.

In 2014 schrijft het college van burgemeester en wethouders aan de Commissie Stad & Ruimte dat de opkomst van het online winkelen en de trend dat consumenten hun vrije tijd steeds meer aan andere activiteiten dan winkelen besteden, ertoe leiden dat het voorziene metrage mogelijk moet worden teruggebracht. In december 2014 verschijnen er berichten in de pers dat zich een grote Jumbo supermarkt mag vestigen op de plek waar eerder een warenhuis was voorzien.

Dat stuit op verzet van 24 winkeliers. Zij stellen dat zij erop mochten vertrouwen dat er geen supermarkt of andersoortige food-ontwikkeling zou komen en dat zij onevenredig in hun belangen worden getroffen omdat de komst van een mega super desastreuze gevolgen zal hebben.

De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland acht zich bevoegd: de zaak gaat niet over een bestemmingsplan, maar de winkeliers hebben hun vordering gegrond op de niet-nakoming van een toezegging dat er geen supermarkt zou komen. Bovendien handelt de gemeente in strijd met haar detailhandelsbeleid.

Geoordeeld wordt dat het detailhandelsbeleid door de vaststelling van het bestemmingsplan is achterhaald. De winkeliers kunnen ook geen vertrouwen ontlenen aan de stukken van de aanbesteding, op basis waarvan Leidsche Rijn is ontwikkeld: daar hebben zij niets mee te maken. Hetgeen een wethouder tijdens een raadsvergadering heeft gezegd, levert ook geen toezegging op. Daarom wordt geoordeeld dat de gemeente niet in strijd heeft gehandeld met het vertrouwensbeginsel.

Ook de strijd met het evenredigheidsbeginsel is niet aangetoond: tegen de achtergrond van verschillende onderzoeksrapporten is de onevenredigheid niet komen vast te staan in verhouding met het door de gemeente nagestreefde algemene belang. Dat de belangen van de winkeliers niet bij de beleidsvorming zouden zijn betrokken, is niet aannemelijk geworden.

Ook de gestelde strijdigheid met het zorgvuldigheidsbeginsel bestaat niet: de gemeente heeft door diverse onderzoeksrapporten voldoende getracht om de nodige kennis van de relevante feiten en de te wegen belangen te verzamelen.

Overwogen wordt voorts dat de winkeliers hadden kunnen en moeten beseffen dat plannen bij voortschrijdend inzicht zouden kunnen worden aangepast. De gemeente mag immers beleid aanpassen en in een veranderende maatschappij is niet gegarandeerd dat beleidsvoornemens gedurende een lange periode ongewijzigd in stand zullen blijven. Het is voorstelbaar dat de winkeliers er op een gegeven moment voor hebben gekozen om enkel nog een overleg onder voorwaarden aan te willen gaan, maar daar hoeft de gemeente niet op in te gaan. Het aangeboden open overleg kan leiden tot oplossingen voor punten van zorg, waarin partijen elkaar kunnen vinden.

Deze uitspraak laat zien dat een verandering van plannen onder omstandigheden nodig en ook mogelijk is, maar dat dit dan in verband met gevestigde belangen als die van de winkeliers, wel vereist dat de gemeente goed beslagen ten ijs komt.

Rb Midden-Nederland 11 november 2015, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBMNE:2015:7966 

Door mr. U.T. Hoekstra

"

Actualiteiten overzicht