Nieuwsbrief voor overheden

Is het mogelijk om een voorwaardelijke machtiging tot plaatsing in een gesloten setting te verkrijgen en deze in te zetten als jeugdige een time-out van de gezinssituatie nodig heeft? Ja, bevestigt de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland, maar legt daarbij uit welke acties vervolgens nodig zijn om de time-out weer (tijdelijk) op te heffen.

Een jeugdige van 13 jaar met autisme kampt tevens met gedragsproblemen, waardoor hij verbaal en fysiek agressief is. Vanwege een crisissituatie is de jeugdige, na een verkregen spoedmachtiging, per eind september 2020 door het college voor de duur van vier weken bij jeugdzorginstelling A gesloten geplaatst. Het college verzoekt vervolgens een voorwaardelijke machtiging in een gesloten accommodatie voor de duur van zes maanden, omdat een passende behandelsetting nog niet gevonden is. Alle jeugdhulpverleners en het college zijn daarbij van mening dat de jeugdige het best thuis kan wonen en van daaruit jeugdhulp dient te krijgen. Om de veiligheid van het gezin te waarborgen wenst het college de jeugdige pas weer thuis te laten wonen als er een plek beschikbaar is waar de jeugdige naar toe kan als het weer zou escaleren, oftewel een ‘time-out’ in een gesloten setting.

De kinderrechter is van oordeel dat de verzochte voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden verleend kan worden. Dit op basis van het gedrag van de jeugdige en dat de beschikbare crisis- en open groepen niet de capaciteiten hebben om de jeugdige op te kunnen vangen. Omdat het ook niet veilig voor de jeugdige en voor de overige gezinsleden is dat hij thuis blijft wanneer er sprake is van een ernstige escalatie, maakt het volgens de kinderrechter noodzakelijk dat de jeugdige tijdelijk kan worden opgenomen in een gesloten setting, wanneer hij de gestelde voorwaarden schendt.

Gelet op eerdere nare ervaringen van de jeugdige met jeugdzorginstelling B, verleent de kinderrechter de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp onder de voorwaarde dat, jeugdige bij jeugdzorginstelling A moet worden geplaatst indien opneming in een gesloten setting noodzakelijk wordt geacht. De kinderrechter gaat hiermee, zoals een maand eerder ook een andere kinderrechter van dezelfde rechtbank (ECLI:NL:RBNHO:2020:7635), verder dan de artikelen 6.1.2 en 6.1.4 Jeugdwet (Jw) voorschrijft.

De kinderrechter laat het daar niet bij, maar overweegt ten overvloede dat een ‘time-out’ juridisch gezien niet bestaat. De kinderrechter legt daarna uit dat, als de jeugdige de voorwaarden schendt, de jeugdhulpaanbieder de jeugdige kan opnemen en vanaf dat moment de voorwaardelijke machtiging van artikel 6.1.4 Jw als een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in artikel 6.1.2 Jw geldt. Dit betekent dat de jeugdige dan voor de duur van de voorwaardelijke machtiging in de gesloten setting zou moeten verblijven, maar dat de jeugdhulpaanbieder wel kan besluiten om de tenuitvoerlegging van de machtiging te schorsen. Een gekwalificeerde gedragswetenschapper moet hiermee instemmen. De schorsing kan weer worden ingetrokken, wanneer blijkt dat de tenuitvoerlegging van de machtiging gesloten jeugdhulp toch nodig is. Dit zou betekenen dat de jeugdige weer terug moet naar de gesloten setting.

De kinderechter benadrukt tot slot dat het van belang is dat de advocaat van de jeugdige wordt geïnformeerd, wanneer hij wordt opgenomen in een gesloten setting. De advocaat kan eventueel rechtsmiddelen aanwenden, om te waarborgen dat de jeugdige niet langer dan noodzakelijk in gesloten setting verblijft.

Rb Noord-Nederland 7 oktober 2020, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBNNE:2020:3672

Door Anouk Broekman-de Feijter

"

Actualiteiten overzicht