Nieuwsbrief voor overheden

Waar ging de zaak over?

Appellant voerde op een perceel op het bedrijventerrein autoreparaties uit. Daarnaast hield hij zich bezig met de in- en verkoop van auto’s. De voertuigen stonden uitgestald op het terrein en werden te koop aangeboden via Marktplaats. De verhuurder van het perceel diende op 30 april 2021 een handhavingsverzoek in bij het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk (hierna: het college). Hij was van oordeel dat de autohandel in strijd was met het geldende bestemmingsplan. De verkoopactiviteiten vonden namelijk plaats in een keetunit zonder de benodigde omgevingsvergunning.

Op 25 juni 2021 legde het college een last onder dwangsom op inhoudende de keetunit te verwijderen en de autohandel te staken. Het college heeft vervolgens meerdere keren de begunstigingstermijn verlengd. De eerste keer tot zes weken na de uitspraak op bezwaar, daarna tot zes weken na de uitspraak op het beroep en uiteindelijk tot zes weken na de uitspraak in hoger beroep. Zowel de autohandelaar als de verhuurder gingen tegen de verlengingen in beroep. Naast de autohandelaar en de verhuurder heeft een de eigenaar van het tegenoverliggende perceel, waar een groothandel in consumptieaardappelen, groenten en fruit is gevestigd, zich gemeld als belanghebbende in de procedure.

De begunstigingstermijn

De begunstigingstermijn geeft een overtreder de gelegenheid om aan een last onder dwangsom te voldoen voordat de dwangsom daadwerkelijk wordt ingevorderd. De eigenaar van de groothandel voerde aan dat de verlengingen van de begunstigingstermijn haar belangen schaadden, omdat de autohandel een verkeersaantrekkende werking had. Hierdoor was het voor vrachtwagens moeilijk om haar perceel te bereiken.

De Afdeling bevestigde dat het college bevoegd was om begunstigingstermijnen te verlengen in afwachting van de uitkomst van bezwaar- en beroepsprocedures (zie bijvoorbeeld ABRvS 16 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1313 en 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3592). De Afdeling benadrukte dat een zorgvuldige belangenafweging vereist is bij elke verlenging. Of dat in een concreet geval mogelijk is, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals onder andere de aard van de overtreding, de duur van de met regelgeving strijdige situatie, de vraag of een vergunning is aangevraagd voor de strijdige activiteiten, en wat de belangen van de overtreder en andere betrokken belangen zijn. Zie bijvoorbeeld ABRvS 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2231, r.o. 12.1 en ABRvS 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2323, r.o. 28.5.

De verhuurder en de eigenaar van de groothandel stelden verder dat het beleid van het college, waarbij begunstigingstermijnen steeds verlengd worden om de uitkomst van juridische procedures af te wachten, onredelijk was en tegenstrijdig met het beleid dat begunstigingstermijnen normaal gesproken maximaal één jaar mogen duren. De Afdeling oordeelde hierover dat er geen reden is om aan te nemen dat het verlengen van een begunstigingstermijn in strijd is met het beleid zolang er een afweging gemaakt wordt van de betrokken belangen.

Voor wat betreft het verlengen van de begunstigingstermijn hangende hoger beroep oordeelde de Afdeling dat een verwijzing naar het VTH-beleid niet volstaat als voldoende motivering voor het verlengen van de begunstigingstermijn. Dat het college eerder besluiten heeft genomen tot verlenging van de begunstigingstermijn doet hieraan niet af. Voor een concrete belangenafweging is volgens de Afdeling des te meer aanleiding naarmate de begunstigingstermijn vaker wordt verlengd. Het college heeft in het besluit niet kenbaar de betrokken belangen afgewogen. Om die reden wordt het besluit tot het verlengen van de begunstigingstermijn hangende hoger beroep vernietigd.

Het gevolg van de vernietiging van het besluit is dat per direct geen begunstigingstermijn geldt en dat de autohandelaar de dwangsommen zou verbeuren. Daarom heeft de Afdeling met toepassing van artikel 8:72 lid 5 Awb een voorlopige voorziening getroffen en het dwangsombesluit van 25 juni 2021 wordt met terugwerkende kracht geschorst tot vier weken na de verzending van de uitspraak.

ABRvS 25 september 2024, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2024:3831.  

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team