Nieuwsbrief voor overheden

Nadat de Raad van Arbitrage voor de Bouw uitvoerig is ingegaan op de uitleg van de aannemingsovereenkomst, komt vast te staan dat de gemeente uitvoering van de werkzaamheden conform het bestek mocht verlangen. Aannemer had daarom haar werkzaamheden niet mogen opschorten en claimde onterecht afrekening. Tevens komt de omvang van de gevorderde schadevergoeding en wettelijke (handels-)rente aan bod.

In een recent gepubliceerde, maar halverwege vorig jaar gewezen hoger beroep vonnis van de Raad van Arbitrage voor de Bouw speelde een kwestie tussen een gemeente en een aannemer die (hoofdzakelijk) rioleringswerkzaamheden diende uit te voeren. De aannemer schorte enkele weken na aanvang de werkzaamheden op omdat hij van mening was dat de gemeente de in het werkterrein aanwezige kabels en leidingen diende te (laten) verleggen. Uitvoering van de werkzaamheden zou niet mogelijk zijn, aldus de aannemer, omdat de kabels en leidingen te dicht op de riolering zouden liggen. De gemeente stelde dat de aannemer bekend was met de kabels en leidingen en zijn werkzaamheden daarop diende af te stemmen. Nadat de gemeente de aannemer in gebreke had gesteld, werd de aannemingsovereenkomst door de gemeente buitengerechtelijk ontbonden. De aannemer meende dat sprake was van opzegging van de overeenkomst en wenste afrekening inclusief de door hem gederfde winst. Vervolgens schakelde de gemeente een andere aannemer in om de werkzaamheden af te ronden en claimde de (meer-)kosten bij de (oorspronkelijke) aannemer.

De arbiters stellen voorop dat de aannemer na de datum van de opschorting geen rioleringswerkzaamheden (wel enkele andere ondergeschikte werkzaamheden) meer had verricht en dus uitvoering had gegeven aan de aangekondigde opschorting.

Vervolgens wordt toegekomen aan de uitleg van hetgeen partijen zijn overeengekomen in het licht van de zogenaamde ‘Haviltex-formule’ (HR 13 maart 1981, LJN: AG4158), daarbij komt het niet alleen aan op de taalkundige uitleg van de bewoordingen van het beding, maar ook op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan dat beding mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Toegepast op het geschil stellen arbiters:

“Bij de uitleg dient rekening te worden gehouden met alle bijzondere omstandigheden van het geval. De taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, zullen in praktische opzicht wel vaak van groot belang zijn bij de uitleg van een geschrift. Dit geldt te meer in het onderhavige geval, waarbij de overeenkomst na een aanbestedingsprocedure is opgesteld en over de door de gemeente van toepassing verklaarde inkoopvoorwaarden niet is onderhandeld. Verder is sprake van een zogenaamd RAW bestek, zodat aanneemster er in beginsel vanuit mag gaan dat de resultaats-verplichtingen volledig zijn beschreven. Dit alles leidt ertoe dat aan de normaal gangbare betekenis van de bewoordingen in het normale spraakgebruik vergaand gewicht toekomt en dat de aanbestedingsrechtelijke beginselen die gelden voor de gunningsprocedure doorwerken bij de uitleg van de overeenkomst. Het gaat echter niet zover dat alleen de bewoordingen zonder meer bepalend zijn.”

Binnen deze context overwegen de arbiters dat van een redelijk bekwaam en redelijk handelend aannemer gezien de tekst van het bestek mocht worden verlangd dat zij alle maatregelen zou treffen die volgens de nutsbedrijven mogelijk en toegestaan waren ten aanzien van de kabels en leidingen. Concreet kwam dit erop neer dat de aannemer niet hoefde over te gaan tot het (tijdelijk) verleggen, verlengen of omklappen van de kabels en leidingen, maar wel tot het (enigszins) opzij trekken, klappen, ophangen of fixeren van de leidingen.

Vervolgens wordt geoordeeld dat de aannemer niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de werkzaamheden niet kon uitvoeren zonder dat de gemeente derden opdracht zou geven om de kabels en leidingen te verleggen. Hierbij werd meegewogen dat uit de voor de inschrijving verstrekte tekeningen kon worden afgeleid dat de kabels en leidingen dichtbij het riool lagen. Arbiters menen dan ook dat de gemeente terecht tot ontbinding van de aannemingsovereenkomst is overgegaan en recht heeft op schadevergoeding. Het beroep van de aannemer op opzegging en afrekening werd afgewezen.

De aan de gemeente toegewezen schadevergoeding viel echter wel aanzienlijk lager uit dan het bedrag dat werd gevorderd. Dit had te maken met het feit dat de gemeente na de ontbinding een lokale aannemer, die in het kader van de aanbestedingsprocedure als derde had ingeschreven, opdracht had gegeven voor een veel hoger bedrag dan de prijzen waarvoor was ingeschreven. De arbiters verwijten de gemeente ook dat zij geen contact heeft gezocht met de tweede inschrijver uit de aanbestedingsprocedure om de kosten te beperken. Dit leidt ertoe dat arbiters, gebruik makend van de abstracte schadeberekenings-methode, niet uitgaan van de daadwerkelijke kosten die de gemeente aan de opvolgend aannemer heeft voldaan, maar van de gemiddelde inschrijfsom uit de aanbestedingsprocedure.

Tot slot stellen de arbiters vast dat in eerste aanleg ten onrechte vergoeding van de wettelijke handelsrente door aannemer aan de gemeente was toegewezen. Wettelijke handelsrente (artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek) ziet namelijk op een vergoeding voor niet tijdige nakoming van een verbintenis tot betaling van een geldsom die voortvloeit uit een handelsovereenkomst. De gemeente heeft in dit geval echter de aannemingsovereenkomst ontbonden en maakt aanspraak op schadevergoeding. Het door aannemer te betalen bedrag vloeit dus niet langer voort uit een handelsovereenkomst, zodat de gemeente slechts aanspraak kan maken op de (lagere) wettelijke rente.

Deze uitspraak toont aan dat, ondanks de hoge eisen die daarvoor gelden, zich situaties kunnen voordoen die een ontbinding van een aannemingsovereenkomst rechtvaardigen. In het licht van de overwegingen van de arbiters over de uitleg van aannemings-overeenkomsten, is daarbij wel essentieel dat de tekst van de bestekstukken helder dient te zijn over de resultaatsverplichtingen die de gemeente van de aannemer verwacht.

RvA 31 augustus 2016, www.raadvanarbitrage.info: 72.030

Door Anouk Broekman-de Feijter

"

Actualiteiten overzicht