Blog

Dat de transformatie in de jeugdzorg een moeizame weg is, werd de gemeenten Alphen aan den Rijn en Kaag en Braassem op Valentijnsdag opnieuw duidelijk doordat het hof de uitspraak van de rechtbank omtrent de aanbesteding jeugdzorg heeft bekrachtigd. De aanbesteding moet over. Aan de orde kwam de vraag of het proportioneel is om van een inschrijver te verlangen dat hij tegen een vaststaand budget aan alle zorgvragen voldoet zonder een wachtlijst te laten ontstaan, waarbij vaststaat dat het door de gemeenten gestelde plafondbudget aanzienlijk lager is dan het voor 2016 geldende budget.

In een eerdere nieuwsbrief schreven wij over een aanbesteding die betrekking had op de inkoop van jeugdzorg. De gemeenten Alphen aan den Rijn en Kaag en Braassem moeten hun aanbesteding jeugdzorg opnieuw doen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft op 5 oktober 2016 namelijk geoordeeld dat de risicoverdeling tussen gemeenten en zorgverlener disproportioneel is, omdat alle risico’s bij de zorgverlener worden gelegd. Zo moeten de zorgverleners alle passende zorg aan jeugdigen in de gemeenten aanbieden, er mogen bovendien geen wachtlijsten ontstaan en de zorgverleners dragen verder alle financiële risico’s onder meer door een ingesteld plafondbudget en het ontbreken van een ontsnappingsmogelijkheid. Voor wat betreft het door de gemeenten vastgestelde plafondbudget zet de voorzieningenrechter vraagtekens bij het realiteitsgehalte daarvan.

Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd. Het hof onderschrijft het oordeel van de voorzieningenrechter dat de door de aanbestedende dienst beschikbaar gestelde informatie invloed kan hebben op de proportionaliteit van de risico-verdeling. De beschikbare informatie stelt de inschrijver immers in staat om de onzekerheid over de omvang van de opdracht en de bijbehorende risico’s in te schatten.

De zorgverleners stellen zich in de procedure op het standpunt dat zij onvoldoende beschikten over detailinformatie met betrekking tot de vorm van de zorg, de gebruikersduur en de kosten per behandeling. Het hof is van oordeel dat de gemeenten in overwegende mate geaggregeerde gegevens heeft aangeleverd, terwijl gevraagd was om specifiekere detailinformatie. Indien de gemeenten simpelweg de informatie niet hadden dan is dat van belang voor de vraag of de risico-verdeling binnen de aanbesteding proportioneel is. Het hof concludeert dat de gemeenten niet alle noodzakelijke informatie hebben verschaft om een optimale inschrijving te kunnen doen.

Vervolgens moet worden beoordeeld of de risicoverdeling in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel. Uitgangspunt van de Gids Proportionaliteit is dat het risico moet worden gedragen door de partij die het best het risico kan beheersen.

Bij het vaststellen van het plafondbudget mag niet doorslaggevend zijn dat de gemeenten het door de centrale overheid ter beschikking gestelde budget is verbruikt, aldus het hof. Een eventueel budgettekort in de verhouding centrale overheid en gemeenten, komt voor rekening van de gemeenten. Bij de beoordeling van de proportionaliteit van de risico-verwezenlijking speelt de kans op verwezenlijking van dat risico een rol en dus betrekt het hof de vraag of het gestelde plafondbudget toereikend is in zijn beoordeling. Het hof oordeelt dat er een reële kans bestaat dat de beschikbaar gestelde plafondbudgetten onvoldoende groot zullen zijn. Verwezenlijking van het risico is dus reëel.

Hoewel het hof meent dat ten opzichte van het bestaande systeem een efficiencywinst is te behalen door de jeugdzorg in een integrale opdracht in de markt te zetten en één partij daarvoor verantwoordelijk te maken, acht het hof de aanbesteding disproportioneel. Het risico van overschrijding van het budget is reëel en dus ligt een passende allocatie van de risico’s voor de hand.

Kortom: het niet beschikbaar stellen van alle noodzakelijke informatie en de reële kans dat het beschikbaar gestelde plafondbudget ontoereikend is maakt een passende verdeling van de risico’s voor de hand liggend.

Het arrest van het hof biedt handvatten voor een rechtmatige wijze van aanbesteden van (jeugd)zorg.

Hof Den Haag, 14 februari 2017, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHDHA:2017:260

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team