Blog

Op 24 juni 2016 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het mogelijk is om conservatoir beslag te laten leggen op grond van niet-opeisbare vorderingen, ook als het vorderingen krachtens erfrecht betreft.

In de zaak waarin dit oordeel werd gegeven, verkregen de kinderen van een erflater een niet-opeisbare geldvordering op hun stiefmoeder. Dat soort vorderingen komen veel voor in het erfrecht: naar oud erfrecht met name door de veel toegepaste ouderlijke boedelverdelingen en naar nieuw recht vanwege de wettelijke verdeling. Ook (geslaagde) beroepen op legitieme porties leiden tot soortgelijke niet-opeisbare geldvorderingen.

Voor (stief)kinderen die 'slechts' zo een vordering verkrijgen is dat soms tenenkrommend: zij menen nogal eens tekort te zijn gedaan en zien dan bovendien met lede ogen aan hoe de langstlevende het ('hun!') vermogen verteert, verkwanselt, bewust opmaakt en soms zelfs(doelbewust) weggeeft aan anderen. Dit is althans de situatie bezien vanuit het perspectief van de (stief)kinderen/vorderingsgerechtigden. Meestal stelt de langstlevende dat dat niet aan de orde is. Nogal eens wordt de (stief)kinderen door hun adviseurs meegegeven dat zij slechts kunnen afwachten. Aan dat advies kan nu, meer dan ooit, worden getwijfeld.

De Hoge Raad maakt in zijn uitspraak namelijk helder dat de wet niet per definitie vereist dat een vordering opeisbaar moet zijn, alvorens (conservatoir) beslag kan worden gelegd: een afweging van belangen van die van de vorderingsgerechtigde (schuldeiser) en die van de langstlevende (de schuldenaar) zal in het voorkomende geval plaats moeten vinden op basis van de omstandigheden van het geval. Daarin volgt de Hoge Raad de conclusie van de Procureur-Generaal.

In het kader van de hierboven bedoelde belangenafweging zijn (als omstandigheden) onder meer relevant de vragen of de langstlevende ál het vermogen nodig heeft en hoe hij/zij met dat vermogen omgaat. In de hierboven genoemde zaak stond vast dat de langstlevende vermogen had verzwegen, althans dat vermogen niet had benoemd en dat de langstlevende (inmiddels) 93 jaar oud was, verbleef in een verzorgingstehuis en een (aanzienlijke) overwaarde realiseerde op een woning waarin zij zelf niet meer woonde. Ook zonder het bedrag waarvoor beslag was gelegd, kon zij prima rondkomen.

Er is dus (nieuwe) hoop voor de erfgenamen die (slechts) een niet-opeisbare vordering verkrijgen en het al zien aankomen dat er bij het vervullen van de voorwaarde (zoals onder meer overlijden en hertrouwen, welke leidt tot opeisbaarheid van de vordering, geen vermogen meer is. Wel zullen zij, willen zij met succes het conservatoir beslag leggen en (met name) dit conservatoir beslag kunnen handhaven (nadat opheffing is gevorderd), goed beslagen ten ijs moeten komen: de goede financiële verzorging van de langstlevende echtgenoot / partner, is namelijk het uitgangspunt in het huidige erfrecht.

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team