Blog

De rechtbank Zeeland-West-Brabant deed op 15 juni jl. uitspraak in een strafzaak over belastingfraude. Verdachte wilde een gevoel van luxe creëren. Voor de vele vakanties, etentjes, auto’s, theaterbezoeken, bezoeken aan nachtclubs etc. was geld nodig, maar verdachte had geen inkomsten. Om dat probleem op te lossen deed verdachte over een periode van bijna zes jaar opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting waarbij hij fictieve bedragen aan voorbelasting opgaf. Dit deed verdachte door altijd hogere bedragen aan voorbelasting op te geven dan de bedragen die aan BTW moesten worden afgedragen. Op deze manier benadeelde verdachte de fiscus voor ruim € 900.000, -.

De rechtbank is van oordeel dat bij belastingheffing in het algemeen gewichtige gemeenschapsbelangen betrokken zijn en daarmee wordt beoogd de Staat geldmiddelen te verschaffen die voor zijn instandhouding en voor de vervulling van zijn taak nodig zijn.

Verdachte heeft deze gemeenschapsbelangen geschonden, aldus de rechtbank.

Volgens de rechtbank staat of valt de goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting bij de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van de aangiften. Het systeem is mede gebaseerd op het vertrouwen dat de ondernemer een juiste aangifte doet en dat de Belastingdienst op basis daarvan in beginsel tot uitbetaling overgaat. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hier misbruik van heeft gemaakt omdat het systeem van de heffing van omzetbelasting wordt ondergraven als aangiften worden gedaan die niet stroken met de werkelijkheid.

De rechtbank meent dat verdachte strafverzwarend moet worden aangerekend dat de Belastingdienst verdachte om inlichtingen heeft gevraagd in verband met een in te stellen boekenonderzoek, maar dat verdachte toch is doorgegaan met zijn strafbare handelen. Daarbij heeft verdachte het onderzoek vertraagd en de Belastingdienst misleid door een ernstig ongeluk, waarbij hij in coma zou zijn geraakt, te fingeren. Ook heeft verdachte zijn vrouw misleid door te doen alsof hij directeur was van een bedrijf, terwijl hij in werkelijkheid werkloos was en ook geen onderneming meer runde. Daarnaast is door de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte in 2007 werd veroordeeld voor verduistering.

Al met al is de rechtbank van oordeel dat verdachte, die de feiten heeft bekend, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd moet worden voor de duur van 21 maanden. Gezien de strafverzwarende omstandigheden, de feiten en de persoon van de verdachte, komt de rechtbank hiermee tot een hogere straf dan de 18 maanden gevangenisstraf die de officier van justitie gevorderd had.

Rb Zeeland-West-Brabant, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBZWB:2016:3518

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team