Blog

De zogenoemde 'papieren schenking' is een veelgebruikt middel waarmee een (substantiële) besparing op erfbelasting kan worden gerealiseerd. De gedachte achter de papieren schenking is dat de schenker (vaak de ouder of grootouder) met de begiftigde (vaak het kind of kleinkind) overeenkomt dat een bedrag wordt geschonken, maar direct ook wordt terug geleend. Omdat eerst sprake is van een mutatie van de schenker naar de begiftigde (de schenking), welke direct wordt gevolgd door een mutatie van de begiftigde naar de schenker (de lening) vindt in de praktijk geen enkele betaling plaats. Het is om die reden dat deze constructie ook wel 'papieren schenking' heet: op bankrekeningen gebeurt er dus helemaal niets, maar er komt wel een schenking (en een lening) tot stand. Dit biedt de mogelijkheid om toch een (forse) schenking te doen, terwijl het vermogen bijvoorbeeld 'in stenen' vast zit of ter beschikking moet blijven staan aan de schenker.

 

Over het geschonken bedrag is direct schenkbelasting verschuldigd. Het tarief is vergelijkbaar / gelijk aan dat van de erfbelasting, dus hierin schuilt nog geen voordeel (sterker nog: het moment van belastingheffing wordt naar voren gehaald, hetgeen in zijn algemeenheid kan worden beschouwd als nadeel). Het (grote) voordeel zit hem echter in het feit dat na de (papieren) schenking sprake is van een 'gewone' schuld van de schenker aan de begiftigde. Over die schuld (uit hoofde van geldlening) zal dan de overeengekomen rente zijn verschuldigd.

 

De betaling van rente over deze (civiele) schuld zal in beginsel niet gelden als schenking. Het is namelijk gewoon een verplichting op grond van een overeenkomst, namelijk de overeenkomst van geldlening. Gelet op de huidige (lage) rentestanden valt in familieverhoudingen een rentepercentage van 2% tot 4% (afhankelijk van de vraag of enige zekerheid wordt gesteld) goed te verdedigen. Het feit is echter dat fiscale wetgeving welke er in dit soort gevallen vrijwel altijd toe leidt dat de rentepercentage van (maar liefst) 6% (samengesteld) wordt gehanteerd!

 

Dat percentage is gebaseerd op artikel 21 lid 14 Successiewet 1956 (Artikel 21 Successiewet 1956) / artikel 10 Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (Artikel 10 Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956). In het fiscale luik is bepaald – kort gezegd – dat de schuld van de oorspronkelijk schenker (vader of grootvader) alleen als schuld van zijn nalatenschap mag worden beschouwd, wanneer jaarlijks daadwerkelijk 6% rente is voldaan aan de begiftigde (kind of kleinkind). Met het oog op het kunnen verkrijgen van (maximaal) fiscaal voordeel worden schenker en begiftigde op dit moment dus gedwongen een niet marktconform rentepercentage te hanteren.

 

Op zichzelf is dit niet problematisch: hoe hoger het te hanteren rentepercentage mag zijn, hoe groter het voordeel. Wat dat betreft doet de fiscus de Estate Planners (althans hun cliënten) op dit moment een groot plezier door handhaving van dit al jaren ongewijzigde percentage! Het bovenstaande heeft echter ook nadelige consequenties. Dan doel ik in dit artikel met name op de positie van legitimarissen (afstammelingen die hun legitieme portie opeisen in de nalatenschap van hun ouder), aangezien ook in het civiele luik het rentepercentage van 6% wordt gezien als 'gewone' schuld van de erflater aan het kind en/of kleinkind.

 

De vraag die hier echter gesteld moet worden is of een rentepercentage van 6% in dit civiele debat met de legitimaris niet ten minste ook gedeeltelijk moet worden gekwalificeerd als een telkens op zichzelf staande schenking. Er wordt namelijk aan het kind meer rente betaald, dan verschuldigd zou zijn aan een (commerciële) bank (mét winstoogmerk dus), terwijl bovendien niet uit te sluiten valt dat de schenker telkens gewoon in staat is geweest om de gehele schuld (ineens of in delen) af te lossen. Daardoor had kunnen worden voorkomen dat gedurende een lange periode een hoge rente wordt betaald.

 

Deze rechtsvraag werd ook gesteld in een procedure welke leidde tot de einduitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 12 april 2016 (welke uitspraak pas veel later werd gepubliceerd).[2]. De rechtbank oordeelt als volgt (4.8.3. en 4.8.4. in de uitspraak:

 

'[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zes notariële akten van schenking/schuldigerkenning overgelegd (productie 14) gedateerd 29 december 2004, 24 augustus 2005 en 13 maart 2006 waarbij vader en moeder telkens bedragen van € 150.000, -- aan zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] schenken ('schuldig erkennen'), waarbij tevens is bepaald dat deze schenking eerst opeisbaar is bij overlijden van de laatste van de schenkers. Verder staat daarin dat over de schenking een rente verschuldigd is van zeven procent per jaar.

 

Ten aanzien van zowel de hoofdsom als de in de akten over de hoofdsom toegekende rente geldt dat sprake is van een schenking (artikel 7:175 lid 1 BW). Beiden vinden immers plaats uit vrijgevigheid en om niet. Ten aanzien van de rente geldt dat vanwege de niet-opeisbaarheid van de hoofdsom tijdens het leven van de schenkers, vader en moeder hierover destijds evenmin wettelijke rente verschuldigd waren aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Doordat in de akten is bepaald dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tevens een jaarlijkse rente van zeven procent verkrijgen, dient deze onverplicht toegekende rentevergoeding evenzeer als een schenking te worden aangemerkt. Deze schenkingen (van zowel de hoofdsom als de rente) hebben de strekking dat zij eerst na het overlijden van de schenkers worden uitgevoerd, en niet reeds tijdens het leven van de schenkers zijn uitgevoerd. Dergelijke schenkingen zijn quasi-legaten (artikel 4:126 lid 1 BW), waaruit schulden van de nalatenschap ontstaan in de zin van artikel 4:7 lid 1 onder i BW.'

 

In mijn optiek gaat het hof hier wat te kort door de bocht en ten nadele van de legitimaris: met inachtname van deze uitspraak kunnen papieren schenkingen namelijk worden ingezet als instrument waarmee het vermogen van de erflater op papier (dus kunstmatig) wordt uitgehold ten behoeve of ten nadele van de legitimarissen. Sterker nog: wanneer de aanvankelijke papieren schenking zó hoog is dat de erflater niet meer in staat is om aan zijn renteverplichting te voldoen, is het voorstelbaar dat ook daarvoor een nieuwe lening wordt afgesloten (waarbij zowel de hoofdsom als de rentecomponent kwalificeren als gewone schuld in de nalatenschap van de erflater). Anderzijds geldt dit tot op zekere hoogte ook voor de rechtbank: de rechtbank heeft te weinig aandacht geschonken aan het feit dat wel degelijk 'gewoon' een civiele verplichting tot stand komt, namelijk de verplichting om rente te betalen. Dat de rechtbank daar een 'quasi-legaat' van maakt, is wat vergezocht (de verplichting tot betaling is namelijk al bij leven ontstaan).

 

Het komt mij logisch voor dat in dit soort gevallen op basis van de omstandigheden van het geval wordt beoordeeld of de renteverplichting, welke weliswaar fiscaalrechtelijk niet als schenking wordt beschouwd, in civiel rechtelijk opzicht, althans met het oog op de berekening van de legitimaire massa wordt beschouwd als gift. Het hof had daarbij stil kunnen staan, maar heeft dat niet gedaan. Deze (extra) beoordeling had tot een ander oordeel kunnen leiden, zeker nu in deze specifieke kwestie vast staat dat (maar liefst) zes keer € 150.000, - aan telkens twee kinderen is 'schuldig erkend' en daardoor in totaal € 1, 8 miljoen. Bovendien volgt uit de uitspraak van de rechtbank dat ook op andere manieren is geprobeerd om de positie van de legitimaris verder te verslechteren, door bijvoorbeeld een overdracht van een woning tegen een lagere waarde dan de marktwaarde aan één van de erfgenamen.

 

Conclusie

Wanneer papieren schenkingen niet in een veel bredere context worden beoordeeld dan zowel het geval is geweest in de hierboven genoemde uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant als het hof Den Bosch, kan dit / de huidige rechtspraak leiden tot een situatie waarbij papieren schenkingen worden ingezet om toekomstige aanspraken van legitimarissen reeds bij voorbaat tot nihil te beperken. Dát kan niet de bedoeling zijn geweest!

 

Als u een vraag of opmerking hebt naar aanleiding van dit artikel, kunt u (vrijblijvend) contact opnemen met mr. G.W.J. van Dijke (gvandijke@avdw.nl) en/of mr. C. Gelijn (cgelijn@avdw.nl).

"

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team