Nieuwsbrief voor overheden

Als puntje bij paaltje komt, stemt de raad hier niet mee in: in het bestemmingsplan wordt aanvankelijk de huisvesting van 225 arbeidsmigranten toegestaan. De Raad van State vindt dit aantal onvoldoende gemotiveerd. Na een moeizame besluitvorming en een voorlopige voorziening van de Afdeling van de Raad van State waarin 300 arbeidsmigranten worden toegestaan, is dat uiteindelijk het aantal dat uit de bus rolt.

De exploitant stelt een vordering in op de grondslag dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door de toezegging niet na te komen. De rechtbank wijst de vordering af, maar in hoger beroep gaat dit onderuit. Het hof wijst de vordering toe, overwegend dat inderdaad deze toezegging is gedaan en dat de exploitant daarop gerechtvaardigd heeft vertrouwd: de raad, het bevoegde orgaan, had van de toezeggingen geen afstand genomen. De raad had wel kennis genomen van hetgeen aan de exploitant was gezegd.

De gemeente gaat in cassatie. De advocaat-generaal adviseert om het arrest van het hof in stand te houden. Dat door de raad geen afstand was genomen, betekende volgens hem inderdaad dat op de toezegging vertrouwd mocht worden.

De gemeente betoogde bij de Hoge Raad dat op deze manier afbreuk wordt gedaan aan de wettelijke bevoegdheidsverdeling; er was immers niet een werkelijk besluit van de raad; de raad was enkel passief gebleven. De Hoge Raad overweegt dat het hof -terecht- toepassing heeft gegeven aan de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het gaat erom of de exploitant op goede gronden mocht veronderstellen dat de personen die de toezegging hebben gedaan, de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkten. Dat betekent dat de raad -positief- blijk moet hebben gegeven van de opvatting die tot de toezegging heeft geleid.

Onvoldoende is daarom dat die instemming van de raad niet kan worden afgeleid uit het enkele feit dat de raad afstand heeft genomen van de toezeggingen. De reden daarvoor is dat moet worden voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de ruimte van de democratisch gekozen gemeenteraad om een eigen belangenafweging te maken: de gemeente had dus succes met haar betoog.

Dit oordeel doet o.i. recht aan de wijze waarop (politieke) besluitvorming in de raad plaats vindt. In de benadering van het hof zou direct na kennisneming bijv. een motie moeten worden ingediend en aangenomen. Zoiets gebeurt natuurlijk in de praktijk niet direct; de raad komt pas in het bestemmingsplantraject aan besluitvorming toe, zodra het college hem een voorstel voorlegt.

HR 28 maart 2025, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:HR:2025:467.
 

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team