Nieuwsbrief voor overheden

Een horecabedrijf in Amsterdam deed een aanvraag voor de verlenging van haar exploitatievergunning. Naar aanleiding van een tip van de Officier van Justitie besloot de Amsterdamse burgemeester advies aan het LBB te vragen. Eén van de vermogensverschaffers van de aanvrager huurde een bedrijfspand en had met BTW belaste verhuur in vooraftrek genomen. Omdat niet was voldaan aan de voorwaarden voor met BTW belaste verhuur had de Belastingdienst aan deze partij naheffingsaanslagen ter hoogte van € 104.755,00 opgelegd.

Het eerste advies van het LBB van 2 februari 2017 hield in dat er ernstig gevaar bestond dat de vergunningen mede zullen worden gebruikt om op geld waardeerbare voordelen te benutten die zijn verkregen of zullen worden verkregen uit gepleegde strafbare feiten (de a-grond in artikel 3 lid 1 aanhef en onder a van de Wet Bibob). In een opvolgend advies van het LBB van 29 december 2017 werd de conclusie getrokken dat er geen sprake was van ernstig gevaar omdat er geen sprake was van relevant resterend voordeel.

Ondanks het laatste (positieve) advies van het LBB besloot de burgemeester het verlengingsverzoek van de aanvrager op 18 december 2018 af te wijzen en de drank- en horecavergunning van de aanvrager in te trekken. De burgemeester vreesde dat de vergunningen van de aanvrager zouden worden gebruikt om financieel voordeel te benutten dat was verkregen uit strafbare feiten gepleegd door voornoemde vermogensverschaffer.

De aanvrager kreeg in bezwaar 0 op het rekest. Bij de rechtbank ging het beroep wel gegrond, het bestreden besluit werd vernietigd maar de rechtsgevolgen werden in stand gelaten. (Ook) de rechtbank vond dat er (nog steeds) sprake was van ernstig gevaar. De rechtbank woog mee dat in beroep een brief van de Belastingdienst was overgelegd waarin weliswaar stond dat er geen invorderingsmaatregelen getroffen zullen worden mits de vermogensverschaffer zich aan bepaalde voorwaarden zou houden. Dit betekent echter niet dat er geen openstaande schuld (naheffingsaanslagen) is en dat het verkregen voordeel aan het vermogen is onttrokken door deze partij. Volgens de rechtbank had de burgemeester zich dus wel degelijk redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat er sprake is van ernstig gevaar.

Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat geen ernstig gevaar bestond dat de vergunningen mede zouden worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen financieel voordeel te benutten. Appellante heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de vermogensverschaffer wel over de huursommen BTW afdroeg, maar haar verhuurder verzuimde deze BTW af te dragen aan de Belastingdienst. Dat betekent dat de vermogensverschaffer dus geen financieel voordeel heeft behaald door met BTW belaste verhuur in vooraftrek te nemen. Dit betekent dus ook dat geen ernstig gevaar bestond dat de vergunningen mede zouden worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen op geld waardeerbare voordelen te benutten, als bedoeld in de a-grond, aldus de Afdeling.

ABRvS 9 oktober 2024, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2024:4076.

 

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team