Nieuwsbrief voor overheden
Kernpunten van de zaak
Na een controle in februari 2021 constateerde de gemeente diverse illegale bouwwerken, zoals stallen en dierenverblijven op een perceel aan de Schansbaan, bestemd voor natuur- en landschapswaarden. Het college legde de eigenaren een dwangsom van €7.500,- op om de overtredingen te beëindigen.
De eigenaren voerden aan dat het (strijdig) gebruik van het perceel al decennia bestond en onder het overgangsrecht viel. Zij stelden dat eerdere gedoogpraktijken en beleidsnotities handhaving onevenredig maakten. Bovendien vonden zij de dwangsom buitenproportioneel. De kernvraag in deze zaak was of een omgevingsvergunning vereist was en zo ja, of er bijzondere omstandigheden waren om van handhaving af te zien.
Evenredigheid en concreet zicht op legalisatie
De Afdeling bevestigde dat bestuursorganen in beginsel verplicht zijn handhavend op te treden bij overtredingen, omdat dit de rechtszekerheid bevordert. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken, bijvoorbeeld als handhaving onevenredig zou zijn.
Nieuw in deze uitspraak is dat de Afdeling “concreet zicht op legalisatie” expliciet benoemt als onderdeel van de evenredigheidstoetsing, naast de klassieke toets op geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van het besluit.
In deze zaak was overigens geen sprake van concreet zicht op legalisatie: er waren geen vergunningaanvragen ingediend en het college gaf aan geen vergunning te willen verlenen. Ook het beroep op het overgangsrecht werd afgewezen, omdat de eigenaren niet konden aantonen dat het gebruik al vóór 1979 bestond. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagde evenmin, aangezien gestelde toezeggingen van de gemeente niet aannemelijk werden geacht.
Volgens de Afdeling leveren elk van deze punten — het ontbreken van zicht op legalisatie, het niet van toepassing zijn van het overgangsrecht en het falen van het vertrouwensbeginsel — op zichzelf al voldoende grond op om tot handhaving over te gaan.
Oordeel en betekenis voor de praktijk
De Afdeling oordeelde dat de last onder dwangsom terecht was opgelegd en de hoogte ervan niet disproportioneel was ondanks de aangevoerde persoonlijke belangen van de eigenaren, zoals de wens om hun oude dag door te brengen op het perceel.
Deze uitspraak benadrukt dat overheden bij handhavingsbesluiten zorgvuldig moeten toetsen of zicht is op legalisatie als onderdeel van de evenredigheidsafweging. Tegelijkertijd blijft de lat voor uitzonderingen hoog: zonder harde bewijzen voor vertrouwen of legalisatie prevaleert de beginselplicht.
Voor overheden betekent dit een scherpere scheiding tussen evenredigheid en zelfstandige uitzonderingsgronden, zoals het vertrouwensbeginsel of overgangsrecht. De uitspraak bevestigt bovendien het belang van handhaving in milieuzones en natuurgebieden, waar de planregels en wetgeving duidelijke grenzen stellen aan gebruik en bebouwing.
Dit artikel is in samenwerking met onze werkstudent Isis Postema opgesteld.
ABRvS 5 maart 2025, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2025:678.