Nieuwsbrief voor overheden
De buren hebben om handhaving verzocht van specifieke bepalingen in de APV (de bevoegdheid om een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen aan gevaarlijke honden en het verbod om honden los te laten lopen binnen de bebouwde kom op de weg). Ook werd verzocht op te treden op grond van de zogenoemde lichte bevelsbevoegdheid van artikel 172, lid 3 van de Gemeentewet en de bepalingen over geluidhinder en woonoverlast in de APV.
Het gevaar van de honden, dat bijvoorbeeld zou kunnen blijken uit bijtincidenten, is niet gebleken. Een rapport van de door verzoekers ingeschakelde hondengedragsdeskundige, waaruit dit wel blijkt, maakt dat volgens de Afdeling niet anders omdat het is opgesteld na de beslissing op bezwaar.
De op de Wet aanpak woonoverlast gebaseerde APV-bepalingen komen niet in beeld, omdat zij “gelet op de bewoordingen waarin deze bepalingen zijn gesteld en de wetgeschiedenis een ultimum remedium” zijn.
Hoewel er videobeelden zijn van de honden, loslopend op de openbare weg, is dat volgens de Afdeling onvoldoende om een overtreding van de APV aan te nemen. De videobeelden op zichzelf zijn immers naar vaste rechtspraak onvoldoende om een overtreding te constateren. Onderzoek naar aanleiding van de videobeelden leverde niets op.
Tot slot heeft de Afdeling overwogen dat ook aan een door verzoekers overgelegd geluidrapport niet de waarde toegekend kan worden die verzoekers er graag aan toegekend zien. Dat rapport is immers, net als het rapport van de hondengedragsdeskundige, van na de beslissing op bezwaar. Ook op dit punt heeft – in dit geval – het college genoeg onderzoek gedaan naar mogelijke overtredingen. Waar die niet zijn geconstateerd, ontbrak de bevoegdheid om handhavend op te treden.
Hoewel de overwegingen in de uitspraak te volgen zijn, heeft het er alle schijn van dat zich overtredingen hebben voorgedaan. Dat de burgemeester en het college toch mochten afzien van handhavend optreden, is terug te voeren tot bewijsproblemen aan de zijde van verzoekers. De uitspraak laat zien dat waar bestuursorganen naar aanleiding van een verzoek om handhaving voldoende eigen onderzoek doen en daar geen overtreding uit blijkt, dit – ondanks andersluidend tegenbewijs - voldoende basis biedt om een handhavingsverzoek af te wijzen.
ABRvS 5 juni 2024, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2024:2312.