Nieuwsbrief voor overheden
In deze uitspraak staat de toegang tot de rechter centraal. Appellant heeft tegen het besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (hierna: het Instituut) beroep ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het is ingesteld na de wettelijke beroepstermijn van zes weken (artikel 6:7 Awb).
De beslissing op het bezwaar van appellant is op 3 november 2021 aangetekend verstuurd naar het adres van appellant. Op 4 november 2021 is de brief aangeboden, maar de brief kon niet worden bezorgd. De brief is daarna naar een PostNL afhaalpunt gebracht, maar appellant heeft de brief niet opgehaald. Volgens vaste jurisprudentie komen de gevolgen van het niet ophalen van een stuk bij het postvervoerbedrijf voor risico van de belanghebbende.
Toen appellant het Instituut in gebreke stelde voor het uitblijven van de beslissing op bezwaar, kwam hij door de reactie van het Instituut op zijn brief erachter dat er al een beslissing op bezwaar was genomen.
Volgens appellant is er geen afhaalbericht achtergelaten. Op grond van de vaste jurisprudentie is het in dit geval aan de belanghebbende om aannemelijk te maken dat niet aan hem valt te wijten dat hij het stuk niet heeft opgehaald. Appellant stelt dat hij onmogelijk aannemelijk kan maken dat er geen afhaalbericht is achtergelaten. Appellant noemt het niet-ontvankelijk verklaren van zijn beroep een ‘schoolvoorbeeld van hoe een juridische fuik van de overheid de burgers kansloos maakt’. Via een medewerker van het Instituut heeft hij de beslissing op bezwaar op 23 maart 2021 alsnog per e-mail ontvangen. Op 19 april 2021 heeft appellant beroep ingesteld.
Het Instituut gaf toe dat er wat slordigheden zijn gebeurd in deze zaak. Zo is de beslissing op bezwaar retour gekomen bij het Instituut en intern naar de verkeerde afdeling toegezonden. Daarna is door een fout in het digitale dossier van appellant geen bericht gestuurd via de e-mail met de mededeling dat een besluit was genomen. Het instituut stelde dat appellant in andere gevallen snel heeft gereageerd. Dat hij nu niet zelf heeft geïnformeerd bij het Instituut kon appellant worden tegengeworpen.
De Afdeling heeft geoordeeld dat het niet aan een fout van het Instituut te wijten is dat de beslissing op bezwaar retour is ontvangen. Het besluit is op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt (artikel 3:41, eerste lid, Awb).
Volgens vaste jurisprudentie had appellant binnen twee weken alsnog beroep moeten instellen wanneer hij erachter was gekomen dat een beslissing op bezwaar was genomen. Appellant had na bijna vier weken pas beroep ingesteld. Het Instituut heeft laten weten dat de termijn van twee weken niet aan appellant kon worden tegengeworpen. Appellant was in de veronderstelling dat hij zes weken had nadat hij later per e-mail alsnog de beslissing op bezwaar had ontvangen. De Afdeling oordeelde dat in deze omstandigheden van het geval het te laat indienen van het beroepschrift niet te wijten valt aan appellant. Appellant procedeerde zonder rechtsbijstand en wist niet en hoefde ook niet te weten dat er een termijn van twee weken gold om beroep in te stellen.
De Afdeling achtte het aannemelijk dat de beslissing op bezwaar afgehaald zou worden door appellant als hij een afhaalbericht zou hebben ontvangen. Hij heeft immers direct contact opgenomen met het Instituut toen hij kennis kreeg van het bestaan van de beslissing op bezwaar. Daarnaast zijn er ook fouten in het proces door Instituut gemaakt.
Het beroep is gegrond verklaard en de zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank Noord-Holland waar de bezwaren inhoudelijk worden behandeld.
ABRvS 11 januari 2023, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2023:84
Door Anneloes Kester