Nieuwsbrief voor overheden

De burgemeester van Boxtel heeft naar aanleiding van een bijtincident een aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd aan de eigenaar van een hond. Na een overtreding van het muilkorfgebod heeft de burgemeester een last onder dwangsom opgelegd aan de eigenaar, inhoudende dat deze bij iedere geconstateerde overtreding van het muilkorfgebod een dwangsom van € 500,- verbeurt met een maximum van € 2.000,-.

De last onder dwangsom is onherroepelijk.

Naar aanleiding van drie overtredingen van het muilkorfgebod heeft de burgemeester een invorderingsbeschikking genomen, waarbij € 1.500,- werd ingevorderd. De commissie bezwaarschriften heeft de burgemeester geadviseerd het daartegen gemaakte bezwaar gegrond te verklaren, omdat de vaststelling van de overtreding alleen gebaseerd is op (onduidelijke) camerabeelden van een derde. De burgemeester heeft bij beslissing op bezwaar contrair besloten.

In beroep voert de eigenaar onder meer aan dat gebruik is gemaakt van illegale beelden. Een omwonende heeft camerabeelden van de openbare weg gemaakt en dat mag niet. Zowel het filmen als het gebruik van de beelden is volgens de eigenaar in strijd met de AVG. De rechtbank volgt de eigenaar daarin en stelt dat de burgemeester het onrechtmatig verkregen bewijs niet aan de invordering ten grondslag mocht leggen.

Dit oordeel van de rechtbank is deels te volgen, maar deels ook niet. Het filmen van de openbare weg is op grond van artikel 151c van de Gemeentewet voorbehouden aan de burgemeester. Camera’s die gericht zijn op eigendommen en daarbij een klein deel van de openbare weg in beeld brengen, leveren in de regel geen strijd met de AVG op. Camera’s die, zoals hier, grotendeels op de openbare weg zijn gericht zijn in strijd met de AVG. Waar de rechtbank vervolgens oordeelt dat er geen grondslag bestaat voor het ter beschikking stellen van de camerabeelden door een omwonende en dat de verwerking onrechtmatig is, is dat dus juist. De consequentie die de rechtbank daaraan verbindt, dat de beelden dús niet gebruikt kunnen worden, is verstrekkend.

Het is vaste Afdelingsjurisprudentie (zie bijv. ABRvS 19 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2357), en daar verwijst de rechtbank ook naar, dat het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs in het bestuursrecht alleen dan niet is toegestaan als het bewijs is verkregen op een manier die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat het gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht.

Die lat ligt hoog en wordt hier m.i. niet overschreden.

Overigens lijkt dit voor de uitkomst van deze zaak weinig relevant. Zoals de commissie bezwaarschriften terecht heeft geconstateerd is de invordering van twee van de drie dwangsommen immers uitsluitend gebaseerd op camerabeelden van derden. Dat is, eveneens naar vaste rechtspraak (vgl. ABRvS 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:515, r.o. 2.2-2.3), niet genoeg.

De derde constatering, door de politie, kan blijkens rechtsoverweging 6.1 van de hier besproken uitspraak wel aan de invordering ten grondslag worden gelegd.

Rb. Oost-Brabant 7 september 2023, www.rechtspraak.nl; ECLI:NL:RBOBR:2023:4394

Door Ad Schreijenberg
 

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team