Nieuwsbrief voor overheden

Door de burgemeester opgelegde gedragsaanwijzingen zijn ten onrechte niet eerst voor een zienswijze aan betrokkenen voorgelegd. Ook vond geen expliciete belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM plaats. Geen redenen voor de voorzieningenrechter om de besluiten te schorsen.

 

De Wet aanpak woonoverlast geldt sinds 1 juli 2017. Toch is een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 26 juni 2020 pas de tweede gepubliceerde uitspraak over een gedragsaanwijzing op grond van die wet (de eerste gepubliceerde uitspraak is alweer een jaar oud). Dat zegt iets over de mate waarin burgemeesters gebruik maken van de bevoegdheid om op te treden tegen ernstige en herhaaldelijke hinder in en om de woning.

De burgemeester van de gemeente De Bilt heeft op 28 mei 2020 gedragsaanwijzingen opgelegd aan de huurder van een woonwagenstandplaats en aan iemand die in een toercaravan op hetzelfde perceel verbleef. Beide bewoners hebben tegen de besluiten van de burgemeester bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Ze hebben aangevoerd dat de burgemeester eerst had moeten waarschuwen en om een zienswijze had moeten vragen, dat hij een begunstigingstermijn had moeten geven en dat de gedragsaanwijzingen in strijd zijn met artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de burgemeester inderdaad eerst een zienswijze van de bewoners had moeten vragen. Dat is echter geen reden om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de bewoners in de bezwaarfase nog tijdens een hoorzitting zullen worden gehoord.

Het geven van een begunstigingstermijn was niet nodig, omdat het hier volgens de voorzieningenrechter ging om een preventieve last onder dwangsom. Het verschil tussen een preventieve last onder dwangsom en een last onder dwangsom, die strekt tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, blijkt onder meer uit een uitspraak van de Afdeling van 25 september 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3274, r.o. 6.1). In dit geval valt te betogen dat er sprake is van een last onder dwangsom, die strekt tot het voorkomen van een herhaling van een overtreding van het in artikel 151d lid 1 van de Gemeentewet (Gemw) bedoelde voorschrift (de woonoverlast en daarmee de overtreding van het APV-artikel werd immers eerder vastgesteld). Aan een last tot voorkoming van herhaling van een overtreding hoeft, zoals blijkt uit de door de rechter genoemde uitspraak van de Afdeling van 9 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3776), ook niet per se een begunstigingstermijn te worden verbonden.

Ten slotte heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de gedragsaanwijzingen het ongestoord genot van de woning raken en daarmee inbreuk maken op artikel 8 EVRM. De burgemeester had dus de belangen van de bewoners af moeten zetten tegen het algemene belang bij openbare orde en veiligheid. Dat is gebeurd, maar volgens de voorzieningenrechter ten onrechte niet expliciet in het kader van artikel 8 EVRM. Ook dat is echter geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.

Deze uitspraak laat zien dat de burgemeester zich een procedurefout(je) kan veroorloven bij het opleggen van een gedragsaanwijzing. Hierin kan dus geen reden zijn gelegen voor de terughoudendheid van burgemeesters om gebruik te maken van de relatief nieuwe bevoegdheid.

Vz. Rb Midden-Nederland 26 juni 2020, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBMNE:2020:2376

Door Ad Schreijenberg

"

Actualiteiten overzicht