Nieuwsbrief voor overheden
Het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad heeft mondeling de stillegging van werkzaamheden gelast en bij het op schrift stellen daarvan een last onder dwangsom opgelegd vanwege het zonder sloopmelding verrichten van werkzaamheden.
De overtreder heeft voorafgaand aan het handhavingsbesluit meermaals een sloopmelding ingediend, maar deze sloopmeldingen zijn door het bevoegd gezag niet als zodanig gekwalificeerd omdat ze niet voldeden aan de indieningsvereisten van artikel 7.11 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het asbestinventarisatierapport voldoet namelijk niet aan de eisen als bedoeld in artikel 4.54a van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Volgens de overtreder kan het bevoegd gezag hier niet in treden, omdat – gelet op het specialiteitsbeginsel – een bestuursorgaan alleen de belangen mag behartigen waarvoor de betrokken wet- of regelgeving een grondslag biedt. Waar het gaat om het Arbeidsomstandighedenbesluit, is dat volgens de overtreder aan de arbeidsinspectie en niet aan het bevoegd gezag voor het verlenen van een omgevingsvergunning. De rechtbank heeft hierover als volgt overwogen:
“(…) Artikel 7.10 van het Bbl bepaalt dat het verboden is sloopwerkzaamheden uit te voeren zonder dit van tevoren te melden, indien hierbij asbest wordt verwijderd. Artikel 7.11, eerste lid, aanhef en onder g, van het Bbl bepaalt vervolgens dat bij de sloopmelding een asbestinventarisatierapport dient te worden overgelegd. Bijlage I bij het Bbl bevat een begrippenoverzicht en bepaalt dat een asbestinventarisatierapport een rapport is dat voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 4.54a, eerste, derde en vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Indien het overgelegde asbestinventarisatierapport dus niet voldoet aan deze eisen uit artikel 4.54a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, is geen sloopmelding ingediend en mag niet gesloopt worden. In het derde lid van artikel 4.54a van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt ten slotte aangegeven dat de resultaten van de asbestinventarisatie en de indeling in een risicoklasse, bedoeld in het tweede lid van artikel 4.54a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, worden opgenomen in een inventarisatierapport. Dat betekent dat verweerder bij de eigen beoordeling van het ingediende asbestinventarisatierapport ook de indeling in een risicoklasse moet beoordelen.”
Het bevoegd gezag mag daarbij volgens de voorzieningenrechter best ver gaan en ook toetsen of de maatregelen die zijn voorgeschreven in het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering zijn genomen. In dat kader heeft de rechtbank overwogen:
“(…) Artikel 4.54a, tweede en derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit noemt namelijk expliciet dat een risicoclassificatie in het asbestinventarisatierapport moet worden opgenomen. In het vierde lid van dat artikel staat dat de inventarisatie en het inventarisatierapport moeten worden uitgevoerd, onderscheidenlijk opgesteld, door een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat asbestinventarisatie. In artikel 4.27 van de Arbeidsomstandighedenregeling is bepaald dat een dergelijk bedrijf moet voldoen aan het gestelde in paragraaf 2 en 3 van het Certificatieschema en dus ook aan artikel 21 en 22 van het Certificatieschema. Daarom is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder het asbestinventarisatierapport ook mag toetsen aan het Certificatieschema. (…)”
De discussie die in deze zaak speelt, speelt bij meer gemeenten en/of omgevingsdiensten. Hoewel dit oordeel voorlopig is, is het voor de praktijk dus van belang. Voor de volledigheid plaatsen we de overwegingen van de voorzieningenrechter hierna in een iets breder kader door het wettelijk kader uit te schrijven.
Op grond van artikel 7.9 van het Bbl geldt bij sloopwerkzaamheden een asbestinventarisatieplicht. Een asbestinventarisatierapport is voor de sloper verplicht voor het gedeelte van het bouwwerk waar wordt gesloopt, als hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zich in het bouwwerk asbest of een asbesthoudend product bevindt.
Artikel 4.4 van de Omgevingswet bepaalt dat regels als bedoeld in paragraaf 4.1.1 van die wet, waaronder de in artikel 4.3 lid 1 onder a van de wet aangewezen rijksregels over sloopactiviteiten, kunnen inhouden een verbod om zonder voorafgaande melding aan het bevoegd gezag een activiteit te verrichten.
In artikel 7.10 van het Bbl is het verbod opgenomen om een bouwwerk of gedeelte daarvan te slopen als daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 bedraagt, zonder dit ten minste vier weken voor het begin van de sloopwerkzaamheden te melden. Deze melding wordt de sloopmelding genoemd.
In artikel 7.11 van het Bbl is voorgeschreven welke gegevens en bescheiden bij een sloopmelding moeten worden ingediend. Artikel 7.11 lid 1 onder g van het Bbl schrijft voor dat als op grond van artikel 7.9 een asbestinventarisatierapport is vereist, het asbestinventarisatierapport of een afschrift van de resultaten van de eindbeoordeling, bedoeld in artikel 7.22 bij de sloopmelding gevoegd moet worden.
Een asbestinventarisatierapport is, blijkens bijlage I bij artikel 1.1 van het Bbl, een rapport dat voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 4.54a leden 1, 3 en 4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Op grond van artikel 4.54a lid 1 Arbeidsomstandighedenbesluit moet de aanwezigheid van asbest volledig worden geïnventariseerd voordat wordt begonnen met slopen. Op grond van artikel 4.54a lid 3 moeten de resultaten van de inventarisatie worden opgenomen in een inventarisatierapport. Op grond van artikel 4.54a lid 4 moet de inventarisatie worden uitgevoerd door een daartoe gecertificeerde instelling.
Tegen deze achtergrond zijn de overwegingen van de voorzieningenrechter goed te volgen.
Rechtbank Noord-Holland 12 maart 2025, www.rechtspraak.nl:ECLI:NL:RBNHO:2025:2606.