Nieuwsbrief voor overheden
Al op 12 september 2019 werd een handhavingsverzoek bij het college van B&W van de gemeente Leiden ingediend dat strekte tot het optreden tegen de gerealiseerde vervanging van kozijnen in de voorgevel van een woning. Het college had daarop op 16 maart 2020 een last onder dwangsom opgelegd, waarover de Afdeling in een uitspraak van 22 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:736) heeft overwogen dat de gelaste herstelmaatregelen onvoldoende duidelijk waren. De overtreder had aangevoerd dat de uitvoering van de last ertoe kon leiden dat hij het met gemeentelijke subsidie gerealiseerde dubbel glas en duurzame kozijnen zou moeten vernietigen. De Afdeling is in de uitspraak van 22 februari 2023 niet toegekomen aan de ook naar voren gebrachte hoger beroepsgrond dat handhavend optreden in strijd was met het evenredigheidsbeginsel.
In een nieuwe beslissing op bezwaar is het college tot het inzicht gekomen dat herstel in de oude toestand niet mogelijk is. Ook is daarbij overwogen dat handhavingsverzoeken bij burenruzies een lage prioritering krijgen, dat verzoekers amper hinder hebben van de kozijnen en dat de door de gemeente verleende subsidie zijn doel zou missen. Tegen dat besluit hebben verzoekers weer beroep ingesteld bij de Afdeling.
In de uitspraak van 5 februari 2025 verwijst de Afdeling naar vaste jurisprudentie, zoals onder meer neergelegd in een uitspraak van 30 oktober 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4389), waaruit blijkt dat het rechtszekerheidsbeginsel vereist dat een last zo duidelijk en concreet geformuleerd wordt dat degene tot wie de last is gericht niet in het duister hoeft te tasten over wat gedaan of nagelaten moet worden om de overtreding te beëindigen.
In dit geval is herstel in de oude toestand niet mogelijk of valt daar in ieder geval niets met zekerheid over te zeggen. Tegen die achtergrond en gelet op het feit dat het college heeft aangegeven dat het gelasten van maatregelen die verder strekken dan het ongedaan maken van de overtreding buiten zijn bevoegdheid ligt, heeft de Afdeling overwogen dat het college geen last kon opleggen tot beëindiging van de overtreding.
De Afdeling doet de zaak dus af op het ontbreken van de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen. Ook in deze uitspraak wordt dus niet toegekomen aan een (expliciete) toets aan het evenredigheidsbeginsel en/of het rechtszekerheidsbeginsel. Hoewel de Afdeling ook niet uitlegt hoe tot het bevoegdheidsgebrek wordt gekomen, is die overweging waarschijnlijk terug te voeren tot artikel 5:31d aanhef en onder a van de Awb waaruit volgt dat een last onder dwangsom moet strekken tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding. Waar herstel niet mogelijk is, ontbreekt de bevoegdheid om een last op te leggen.
ABRvS 5 februari 2025, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2025:436