Nieuwsbrief voor overheden
Hendrikse exploiteerde vanaf 2001 tot 2019 een Albert Heijn supermarkt aan de Stationsweg 33 te Zuidlaren. In 2005 begon Hendrikse c.s. plannen te maken voor de vestiging van een permanente Albert Heijn winkel op een andere locatie. In 2005 traden Hendrikse en de gemeente met elkaar in overleg voor mogelijkheden voor uitbreiding of verhuizing, waarbij het PBH-terrein als optie naar voren kwam.
In 2013 diende Hendrikse officieel een verzoek in bij de gemeente om de Albert Heijn winkel te verplaatsen naar het PBH-terrein. Het college van B&W legde dit verzoek voor aan de gemeenteraad, die in februari 2014 positief besliste. Dit besluit was gebaseerd op een intentieovereenkomst tussen de gemeente en Leyten Vastgoed B.V. (hierna: ‘Leyten’), de eigenaar van een deel van het PBH-terrein. De gemeente was op dat moment geen eigenaar van het PBH-terrein.
In 2014 vroeg Hendrikse een omgevingsvergunning aan voor de tijdelijke winkel. In die aanvraag stond duidelijk omschreven dat het gaat om een noodwinkel, in de aanloop naar een nieuwe winkel op het PBH-terrein. Per brief bevestigde de gemeente dat de tijdelijke winkel een structurele oplossing is.
De omgevingsvergunning voor de tijdelijke winkel werd vervolgens verleend aan Hendrikse en de winkel werd geopend.
In 2017 besloot de gemeente om het PBH-terrein te kopen. In het raadsvoorstel (en het daarop volgende raadsbesluit) gaf het college van B&W met betrekking tot de Albert Heijn winkel aan dat wordt voortgebouwd op een al ingeslagen spoor. Oftewel, het was de bedoeling dat een permanente Albert Heijn winkel op het PBH-terrein werd gevestigd.
In 2018 werd de gemeente eigenaar van het PBH-terrein.
In 2023 kwam de gemeente met een ander plan voor de centrumontwikkeling van Zuidlaren. Dat plan houdt in dat er maximaal twee supermarkten aan de voorzijde van het PBH-terrein komen. Gegadigden die wilden meedingen naar de herontwikkeling van de voorzijde van het PBH-terrein en in dit kader koop van gronden, dienden een plan te maken voor herontwikkeling met twee supermarkten. De gemeente was voornemens hiervoor een tender
uit te schrijven.
Hendrikse was het hier niet mee eens. Hendrikse sommeerde de gemeente te bevestigden dat zij geen tender uit zal schrijven, althans de gronden benodigd voor een permanente winkel hiervan uit te zonderen of als voorwaarde in de tender op te nemen dat de geselecteerde partij een permanente winkel realiseert. Aan die sommatie heeft de gemeente geen gehoor gegeven.
De rechter oordeelde dat er besluiten en toezeggingen waren gedaan door de gemeente met betrekking tot de vestiging van een permanente winkel op het PBH-terrein. Tot 2018 was de gemeente niet verplicht om privaatrechtelijk haar medewerking te verlenen aan de verhuizing van de winkel van Hendrikse, omdat zij geen eigenaresse was van alle gronden van het terrein. Maar toen de gemeente in 2018 alle grond van het PBH-terrein kocht, was zij wel gebonden aan de eerder gedane toezeggingen.
Hendrikse mocht er dus op vertrouwen dat zij een Albert Heijn op het PBH-terrein mocht vestigen.
De rechter overwoog vervolgens dat het vertrouwensbeginsel in de onderhavige kwestie prevaleert boven het gelijkheidsbeginsel, zoals vastgelegd in het Didam-arrest. Dit betekent dat de gemeente verplicht was haar toezeggingen na te komen, zelfs als dit het bieden van gelijke kansen aan andere gegadigden zou verstoren.
Vzr. Rechtbank Noord-Holland, 31 januari 2024, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBNNE:2024:195