Nieuwsbrief voor overheden

In een deel van het centrum van Amsterdam is toeristische dienstverlening op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan. Eerder was het voorlopig oordeel van de voorzitter van de Afdeling dat fietsenwinkel ‘Het Zwarte Fietsenplan’, hoewel ook actief in fietsverhuur aan toeristen, geen toeristische dienstverlening was. De Afdeling oordeelt in de hoofdzaak hetzelfde.

In de eerste nieuwsbrief van 2020 wierp ik in de titel van een bijdrage de vraag op of fietsenwinkel ‘Het Zwarte Fietsenplan’ een toeristenfuik was. De voorzitter van de Afdeling vond van niet. Ik besloot mijn bijdrage met de vaststelling dat het wachten was op de uitspraak in de hoofdzaak voor het definitieve antwoord op de vraag die in de titel van het bericht werd gesteld. Dat antwoord wordt gegeven in de uitspraak van 3 maart 2021.

De Afdeling zet in de uitspraak het kader voor de uitleg van planregels uiteen onder verwijzing naar een uitspraak van 27 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:607). De op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behorende regels zijn bepalend voor het antwoord op de vraag of bepaald gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. De niet bindende toelichting bij het bestemmingsplan heeft in zoverre betekenis, dat deze over de bedoeling van de planwetgever meer inzicht kan geven, indien de bestemming en de bijbehorende planregels waaraan moet worden getoetst, op zichzelf noch in samenhang duidelijk zijn. Omwille van de rechtszekerheid moet een planregel letterlijk worden uitgelegd.

Artikel 35.2.2 verbiedt onder meer het gebruik van gronden en bouwwerken voor toeristische dienstverlening.

In artikel 1.66 van de planregels is toeristische dienstverlening gedefinieerd als vestigingen voor consumentverzorgende dienstverlening die zich blijkens hun reclame-uiting, presentatie, aanbod, assortiment en/of bedrijfsvoering richten op dagjesmensen en/of toeristen.

Waar het college en de rechtbank van mening waren dat uit deze planregel blijkt dat activiteiten die zich richten op toeristen - zoals fietsverhuur - verboden zijn, heeft de Afdeling overwogen dat deze planregel niet anders kan worden begrepen dan dat niet de activiteit maar de vestiging centraal staat. Er moet sprake zijn van een vestiging die zich blijkens zijn reclame-uiting, presentatie, aanbod, assortiment en/of bedrijfsvoering als geheel of in overwegende mate richt op dagjesmensen en/of toeristen. Dat is in dit geval niet zo. De Afdeling acht daarbij bepalend dat de fietsverhuuractiviteiten slechts goed zijn voor 15% van de omzet en het vloeroppervlak. Daarnaast presenteert de winkel zich als een normale fietsenwinkel en is de voertaal in de winkel Nederlands. Ook speelt een rol dat hangende bezwaar een reclamebord aan de gevel met het woord ‘Rental’ werd verwijderd.

De conclusie is dat het college niet bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen wegens gebruik in strijd met het bestemmingsplan.

ABRvS 3 maart 2021, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2021:447

Door Ad Schreijenberg

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team