Nieuwsbrief voor overheden

GS van Limburg hebben op 16 december 2019 aan Bontrup lasten onder dwangsom opgelegd. Bontrup was bezig met het saneren van de bodem van een perceel waarop voorheen kennelijk een (inmiddels gefailleerde) champignonkwekerij was gevestigd. Er ontbrak een goedgekeurde vloeistofdichte voorziening en op het perceel werd zonder vergunning champignonmest opgeslagen. Dat leverde overtredingen op van het Activiteitenbesluit / de Activiteitenregeling en de Wabo.

In beroep richt Bontrup zich tegen twee lasten en de daaropvolgende invorderingsbeschikkingen van respectievelijk 19 januari en 13 april 2021, die op grond van artikel 5:39 lid 1 van de Awb ook onderwerp van de procedure zijn. Bontrup heeft in beroep aangevoerd dat de bevoegdheid tot invordering van de verbeurde dwangsommen verjaard is.

Voor het antwoord op die vraag is artikel 5:35 van de Awb bepalend.

Dat artikel luidde voor 1 april 2021:
In afwijking van artikel 4:104 verjaart de bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom door verloop van een jaar na de dag waarop zij is verbeurd.

Sinds 1 april 2021 luidt artikel 5:35 van de Awb als volgt:
1. In afwijking van artikel 4:104, eerste lid, verjaart de rechtsvordering tot betaling van een verbeurde dwangsom door verloop van een jaar na de dag waarop zij is verbeurd.
2. Indien op de dag waarop de rechtsvordering verjaart, bezwaar, beroep of hoger beroep openstaat of aanhangig is tegen de last onder dwangsom, wordt de verjaringstermijn verlengd tot onherroepelijk op het bezwaar, beroep of hoger beroep is beslist.

De wijziging van terminologie in het huidige artikel 5:35 lid 1 Awb is doorgevoerd om aan te geven dat het artikel ook ziet op de privaatrechtelijke rechtsvordering tot betaling van een verbeurde dwangsom en dus niet afwijkt van artikel 4:104 lid 2 Awb. Het betreft dus alleen een technische wijziging. Artikel 5:35 lid 2 werd toegevoegd en is per 1 april 2021, zonder overgangsrecht, in werking getreden.

De Afdeling heeft vastgesteld dat in dit geval sprake is van twee van elkaar te onderscheiden zelfstandige lasten en heeft deze in de uitspraak afzonderlijk maar in samenhang met de invorderingsbeschikkingen besproken.

Ten aanzien van de eerste last heeft de Afdeling overwogen dat de voorzieningenrechter van de Afdeling het besluit van 16 december 2019 heeft geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. De schorsing eindigde daarmee op 27 januari 2021. De dwangsom is verbeurd binnen tien weken na de schorsing, op 7 april 2021, toen de overtreding nog voortduurde. De verjaring van deze dwangsom is door het college gestuit op 17 januari 2022, waardoor de bevoegdheid tot invordering van deze dwangsom pas op 17 januari 2023 zou verjaren. Omdat er toen al beroep was ingesteld, wordt de verjaringstermijn op grond van artikel 5:35 lid 2 van de Awb verlengd tot het moment dat onherroepelijk op het beroep is beslist. 

Dat maakt in dit geval echter niet dat GS de dwangsom mochten invorderen. De last onder dwangsom zelf houdt in deze procedure namelijk geen stand. Alternatieve maatregelen om de overtreding ongedaan te maken werden ten onrechte niet in de besluitvorming betrokken. Daarnaast heeft Bontrup zich steeds bereidwillig opgesteld. De Afdeling heeft overwogen dat handhaving gelet op die omstandigheden onevenredig is in verhouding tot het met de handhaving beoogde doel. De last sneuvelt en de invorderingsbeschikking treft hetzelfde lot.

Ten aanzien van de tweede last heeft de Afdeling overwogen dat GS er ten onrechte vanuit gingen dat de dwangsommen zijn verbeurd op 23 januari 2020, de datum van de controle. De dwangsommen zijn, gelet op het feit dat de opslag van champignonmest een voortdurende overtreding is, aan het einde van de begunstigingstermijn en dus op 16 januari 2020 van rechtswege verbeurd. Dat betekent dat de verjaringstermijn op 17 januari 2021 afliep. De invorderingsbeschikking werd op 19 januari 2021 genomen, toen de bevoegdheid tot invordering van de verbeurde dwangsom dus al was verjaard.

De dwangsom was gesteld op een eenmalig bedrag, zodat geen nieuwe dwangsommen meer kunnen worden verbeurd. Ook hebben GS inmiddels een vergunning verleend voor de opslag van champignonmest. GS kunnen Bontrup niet langer tot betaling van de dwangsom verplichten. Daarom is het beroep tegen de tweede last en de invordering daarvan niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak laat nog eens zien dat het zaak is om scherp vast te stellen wanneer dwangsommen zijn verbeurd en wat dat betekent voor de eventuele verjaring van de rechtsvordering tot betaling van de verbeurde dwangsom.

ABRvS 18 januari 2023, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2023:181

Door Jaap IJdema

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team