Nieuwsbrief voor overheden
Op 5 maart 2025 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat het Unierecht dergelijke uitsluiting niet verhindert. Volgens vaste jurisprudentie kunnen ook na afloop van de beroepstermijn nieuwe argumenten worden aangevoerd, mits de goede procesorde daardoor niet wordt geschaad. Die grens wordt overschreden als nieuwe gronden zo laat worden ingebracht dat andere partijen onvoldoende kunnen reageren, de rechter zich niet voldoende kan voorbereiden of het verloop van de procedure wordt verstoord.
In dit geval achtte de Afdeling de nieuwe gronden omvangrijk en complex. De termijn van twaalf dagen voor de zitting bood onvoldoende ruimte voor een ordentelijke behandeling. Bovendien hadden appellanten niet gemotiveerd waarom deze gronden niet eerder konden worden ingediend.
De Afdeling verwees naar vaste rechtspraak van het Hof van Justitie: lidstaten mogen procedurele beperkingen hanteren, mits deze de toegang tot de rechter niet feitelijk onmogelijk of excessief moeilijk maken. Daarvan was hier geen sprake. Het verzoek om prejudiciële vragen aan het Hof werd dan ook afgewezen.
Deze uitspraak bevestigt dat procesregels ook in milieuzaken serieus genomen worden. Bestuursorganen en procespartijen mogen erop vertrouwen dat laat ingediende, complexe gronden buiten beschouwing kunnen blijven, mits dat op zorgvuldige wijze gebeurt en de rechtsbescherming in de kern onaangetast blijft.
Dit artikel is in samenwerking met onze werkstudent Isis Postema opgesteld.
ABRvS 5 maart 2025, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2025:873.