Nieuwsbrief voor overheden

Feiten en context
In de uitspraak gaat het over een rijksmonument in Utrecht. Appellant is eigenaar en verhuurt kamers. Het college heeft eerder een omgevingsvergunning verleend voor de verbouwing van het pand. Daarnaast heeft het college een vergunning verleend op grond van de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Tijdens een controle constateerde een toezichthouder echter dat de werkzaamheden waren uitgevoerd in strijd met deze vergunningen. Volgens het college had appellant geen entresol mogen aanbrengen in het pand. Daarnaast is de ondersteuningsconstructie van de entresol door de architraaflijsten geplaatst, terwijl de architraaflijsten een hoge monumentale waarde hebben. Tot slot is de vloer en de balklaag in kamer 01 volledig gesloopt en vervangen door een lewisplaat.

Het college heeft vervolgens vier lasten onder dwangsom opgelegd om de overtredingen te beëindigen en herhaling te voorkomen. In hoger beroep zijn last 1, 2 en 4 aan de orde:

-    Last 1: Bouwstop voor werkzaamheden in kamer 01 en de kelderruimte met een dwangsom van € 15.000,00 ineens.
-    Last 2: Ongedaan maken van de illegale entresol in kamer 01 en herstel van de monumentale waarde, met een dwangsom van € 20.000,00 ineens.
-    Last 4: Preventieve last om geen vergunningplichtige bouwwerkzaamheden uit te voeren zonder de vereiste toestemmingen, met een dwangsom van € 4.000,00 per overtreding (maximaal € 40.000,00).

Het beroep op de hoorplicht
Appellant betoogde dat het college appellant in de gelegenheid had moeten stellen te worden gehoord voordat last 2 en 4 aan hem werden opgelegd. Hij had een zienswijze willen indienen en overleg willen voeren met het college, onder meer om de architraaflijsten te herstellen vóór de lasten werden opgelegd. De rechtbank had volgens appellant miskend dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad.

De Afdeling oordeelt dat het college in strijd heeft gehandeld met artikel 4:8 Awb, maar dat deze schending kan worden gepasseerd. Appellant is namelijk niet in zijn belangen geschaad, omdat hij in de bezwaarfase alsnog schriftelijk en mondeling (tijdens twee hoorzittingen) zijn standpunt naar voren heeft kunnen brengen. Dit betekent dat de schending van de hoorplicht de rechtmatigheid van het besluit niet aantast.

Artikel 4:8 Awb: geen verplicht overleg vooraf
De Afdeling benadrukt dat artikel 4:8 Awb niet bedoeld is om de overtreder de gelegenheid te bieden voorafgaand aan het besluit met het bestuursorgaan in overleg te treden of om een overtreding te beëindigen. Het argument van appellant dat hij eerder overleg had willen voeren en herstelmaatregelen had willen nemen, is daarom niet relevant voor de beoordeling van de hoorplicht.

Handhaving en legalisatie
Een ander belangrijk punt in de zaak was de vraag of het college had moeten afzien van handhaving vanwege de pogingen van appellant om te legaliseren. Appellant had immers geprobeerd een omgevingsvergunning te verkrijgen, maar deze aanvraag is door het college buiten behandeling gesteld. De Afdeling bevestigt dat het enkele feit dat het college niet bereid is een vergunning te verlenen voldoende is om te concluderen dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat. Daarbij weegt mee dat de entresol de monumentale waarde van het pand aantast, ook los van de wijziging van de architraaflijsten.

De Afdeling ziet geen aanleiding om het standpunt van het college als onhoudbaar te beschouwen. Dat appellant na het opleggen van de lasten alsnog heeft geprobeerd een vergunning te krijgen, maakt niet dat zijn belangen zwaarder hadden moeten wegen dan het algemeen belang van handhaving.

Proceskostenveroordeling
Hoewel het beroep van appellant ongegrond wordt verklaard, wordt het college toch veroordeeld in de proceskosten. Dit heeft te maken met een procedureel incident: tijdens de zitting van 11 september 2024 had het college technische problemen bij deelname via een videoverbinding, waardoor de zitting moest worden geschorst en later opnieuw werd gehouden. Vanwege deze gang van zaken acht de Afdeling het passend om het college in de proceskosten te veroordelen voor de extra zitting.

ABRvS 12 februari 2025, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2025:549
 

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team