Nieuwsbrief voor overheden

In deze zaak ging het om een tweetal aan verzoeker opgelegde lasten onder dwangsom door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beek. Verzoeker verzocht in deze procedure om schorsing van de opgelegde lasten. 

Verzoeker is vogelhouder en houdt met name lori’s (papegaaiachtigen). De achterburen van verzoeker ervaren geluidoverlast van de vogels. Het college heeft al eerder handhavend opgetreden tegen de geluidsoverlast, maar in procedures voor de rechtbank zijn de daartoe genomen besluiten op verschillende gronden onderuitgegaan. Van belang is dat de rechtbank in ieder geval heeft geoordeeld dat het houden van 55-60 vogels niet past binnen de geldende bestemming ‘Wonen’. Op enig moment hebben de achterburen nogmaals om handhaving verzocht, omdat de activiteiten van verzoeker er volgens hen inmiddels uit bestonden dat verzoeker aan bedrijfsmatige vogelfokkerij deed.

De lasten die in deze procedure centraal stonden luidden als volgt:

“Lastgeving 1: bedrijfsmatigheid

Verzoeker dient de overtreding van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet juncto artikel 14.5.2 en 26.1 van het omgevingsplan van de [naam gemeente] , ‘sectie Kern [plaatsnaam] ’ te beëindigen en beëindigd te houden door het aantal vogels op het perceel [adres] terug te brengen tot maximaal acht vogels, bestaande uit papegaaiachtigen, parkieten en/of andere (zang)vogels. Verzoeker dient dit te doen binnen 30 dagen na de dag van bekendmaking van dit besluit. Indien verzoeker niet, niet volledig of niet tijdig aan deze lastgeving voldoet, dan verbeurt hij een dwangsom van € 2.500,- per week dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 25.000,-.

Lastgeving 2: geluidhinder door dieren

Deze preventieve last houdt in dat op het moment dat verzoeker heeft voldaan aan last 1 en het vogelbestand heeft teruggebracht naar een hobbymatige omvang (acht vogels) hij geen geluidoverlast (geluid boven de grenswaarde van 40 dB(A) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en voor het maximale geluidniveau van 60 dB(A)) voor de dag- en avondperiode meer mag produceren afkomstig van vogels op het perceel aan de [adres] . Indien niet aan deze last wordt voldaan, wordt een dwangsom verbeurd van € 1.000,- per overtreding per etmaal, met een maximum van € 10.000,-.”
 
In deze bijdrage ga ik in op de tweede, preventief opgelegde, last. In artikel 5:7 van de Awb is bepaald dat een herstelsanctie kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling volgt uit artikel 5:7 van de Awb dat een besluit tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom slechts kan worden genomen als zich een gevaar voordoet van een overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden.

Het college heeft gesteld dat artikel 4:5 van de plaatselijke APV (waarin de geluidsnorm is opgenomen) met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal worden overtreden indien aan de eerste last wordt voldaan. Volgens het college blijkt uit een in 2022 uitgevoerd geluidsonderzoek namelijk dat ook bij het houden van acht vogels sprake is van een langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 46 dB(A) en daarmee een overschrijding van de geluidnorm van 40 dB(A). Verzoeker heeft de juistheid van het rapport en de daaraan verbonden conclusie betwist. 

De voorzieningenrechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat - wanneer aan last 1 is voldaan - sprake is van een klaarblijkelijk dreigende overtreding van artikel 4:5 APV waartegen handhavend kan worden opgetreden. Daartoe is redengevend dat ter zitting door de geluidspecialist van de Omgevingsdienst Zuid-Limburg is aangegeven dat de mate van geluid afhangt van de hoeveelheid vogels en waar die op het perceel van verzoeker gehuisvest zijn. Wanneer aan last 1 is voldaan, zal samengevat een nieuw geluidonderzoek noodzakelijk zijn. Volgens de voorzieningenrechter heeft het college niet aangetoond en zich derhalve niet op het standpunt mogen stellen dat er sprake is van een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat de acht vogels meer dan 40 dB(A) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, dan wel 60 dB(A) maximale geluidniveau produceren.

Deze uitspraak onderstreept nog maar eens dat niet te gemakkelijk wordt voldaan aan de lat om preventief handhavend op te kunnen treden. 

Vzr. Rb. Limburg 6 februari 2025, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBLIM:2025:994
 

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team