Nieuwsbrief voor overheden
De gemeente Breda doet vanwege de verdenking van studiefraude aangifte tegen een inwoner. Het Openbaar Ministerie besluit tot vervolging, maar de strafrechter spreekt betrokkene vrij. De strafrechter heeft overwogen dat er sprake was van een bepaalde constructie op grond waarvan de verdachte inwoner zichzelf had bevoordeeld; de strafrechter beoordeelde echter de vraag negatief of deze constructie er toe had geleid dat de gemeente was bewogen tot afgifte van te hoge subsidies.
Vervolgens spreekt deze inwoner de gemeente Breda aan vanwege onrechtmatige daad. De civiele rechter, rechtbank Breda, wijst echter de vordering af. De rechtbank overweegt dat het doen van strafrechtelijke aangifte alleen dan onrechtmatig is, indien 1. degene die aangifte deed wist of redelijkerwijs moest weten dat de beschuldiging ongegrond was, danwel 2. het doen van aangifte wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het bedoeld is of 3. het om andere redenen onbetamelijk of onzorgvuldig was tegenover degene die het betrof.
De rechtbank oordeelt dat de gemeente zorgvuldig heeft gehandeld. Twee ambtenaren hebben een gesprek gevoerd met betrokkene; daarvan is een gespreksverslag gemaakt. Op basis van verkregen informatie is overleg geweest tussen twee ambtenaren en twee wethouders van de gemeente en bovendien is er voorafgaand aan het besluit tot het doen van aangifte overleg geweest met de politie. De politie had aangegeven dat er genoeg bewijsmateriaal lag om aangifte te kunnen doen. Daarmee heeft de gemeente voldoende zorgvuldig onderzocht of de beschuldigingen voldoende grond waren voor verder onderzoek door de politie. De gemeente had zich er van verschuldigd dat de feiten waarvan zij aangifte ging doen, voldoende basis hadden.
Dat betrokkene zelf niet is gehoord door de gemeente, maakt dat niet anders. Betrokkene voerde aan dat hij zelf uitleg had kunnen geven, maar hij is in ieder geval twee keer door de politie gehoord. De gemeente heeft het middel van het doen van aangifte niet ingezet voor een ander doel dan waarvoor het bedoeld was.
Deze uitspraak illustreert dat niet ‘zo maar’ tegen een inwoner aangifte kan worden gedaan. Het is niet zo dat het onderzoek volledig aan de politie kan worden overgelaten; voorafgaand aan het doen van aangifte moet wel worden bekeken of de feiten voldoende aanleiding geven voor een verdenking.
Rb Zeeland West-Brabant, 14 augustus 2024, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBZWB:2024:5594