Nieuwsbrief voor overheden

Schorsingen van besluiten tot woningsluiting. Naarmate de periode sinds de constateringen die tot een woningsluiting hebben geleid langer is, worden de belangen bij die sluiting minder sterk gediend dan het geval zou zijn bij een kort op de vondst van drugs volgende sluiting.

Wanneer een drugsvondst een aanzienlijke omvang heeft of er anderszins omstandigheden zijn die de ernst van een dergelijke vondst onderstrepen (zoals de aanwezigheid van wapens) moeten er doorgaans bijzondere omstandigheden zijn wil een belangenafweging desondanks in het voordeel van de overtreder uitpakken.

In twee uitspraken van de voorzitter van de Afdeling trok de burgemeester toch aan het kortste eind.

In een uitspraak van 13 januari 2021 schorst de voorzitter van de Afdeling een besluit tot woningsluiting van de burgemeester van Kerkrade, ondanks de vondst van 7.508,40 gram hasj, een 'BB-Gun Walter P99', een 'Reck Double Action 9mm' alarmpistool en een vlindermes. Omstandigheden die zich ertegen verzetten om nu aan de sluiting uitvoering te geven zijn gezondheidsproblemen, corona en de aanwezigheid van een kind van drie maanden. Maar ook de lengte van de periode sinds de constateringen: er zijn inmiddels veertien maanden verstreken.

Waren er in de zaak die leidde tot de uitspraak van 13 januari 2021 nog meerdere verzachtende omstandigheden, in de zaak die leidde tot de mondelinge uitspraak van de voorzitter van 28 januari 2021 lijken die te ontbreken. De burgemeester van Weert had besloten tot de sluiting van een schuur en een woning. De voorzitter heeft overwogen dat sinds de ontdekking van een laboratorium in de schuur dertien maanden zijn verstreken. In die zin wordt volgens de voorzitter het doel van de sluiting voor zover deze beoogt een signaal te geven aan het criminele circuit en de buurt minder gediend, dan bij onmiddellijke sluiting het geval zou zijn geweest. Het belang van de verzoeker bij toegang tot zijn woning wordt tegen die achtergrond van meer gewicht geacht dan het belang van de burgemeester bij de uitvoering van het besluit.

De voorzitter geeft overigens aan dat de rechtsvraag die in de laatstgenoemde zaak aan de orde was, de vraag of de constatering in de schuur rechtvaardigt dat de woning wordt gesloten, zich niet leent voor kortsluiting of een voorlopig rechtmatigheidsoordeel. Zonder de exacte feiten te kennen (was er sprake van samenhang tussen de woning en de schuur?), kan ik me voorstellen dat ook die omstandigheid zal hebben meegewogen bij het oordeel van de voorzitter dat een schorsing aangewezen was.

Vzr. ABRvS 13 januari 2021, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2021:20
Vzr. ABRvS 28 januari 2021, www.raadvanstate.nl: ECLI:NL:RVS:2021:184

Door Ad Schreijenberg

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team