Nieuwsbrief voor overheden
Twee mogelijke Interpretaties van het Didam-arrest
Volgens A-G Snijders zijn er twee mogelijke interpretaties van het Didam-arrest:
1. Altijd mededingingsruimte bieden, tenzij er slechts één serieuze gegadigde is. Dit zou betekenen dat overheidsorganen bij de verkoop van bijvoorbeeld onroerend goed vrijwel altijd een openbare selectieprocedure moeten volgen; of
2. Mededingingsruimte bieden, tenzij er een goede reden is om met één bepaalde gegadigde te contracteren.
Snijders geeft de voorkeur aan de tweede interpretatie, omdat de mededingingsnorm niet alleen op het gelijkheidsbeginsel is gebaseerd, maar ook op het zorgvuldigheidsbeginsel en het verbod op willekeur. Volgens hem is er geen sprake van schending van deze beginselen als de overheid een goede reden heeft om voor een bepaalde partij te kiezen. Bovendien biedt de tweede interpretatie meer flexibiliteit voor overheidsinstanties en voorkomt het onnodige administratieve lasten. Op basis van de tweede interpretatie zou de verplichting tot mededinging niet (meer) absoluut zijn, maar afhankelijk van een redelijke afweging door de overheid, hetgeen beter aansluit bij de praktijk volgens Snijders.
Volgens Snijders zou dit ertoe moeten leiden dat overheden minder vaak verplicht zijn om voornemens tot onderhandse verkoop openbaar te maken. Volgens Snijders zijn de eisen van transparantie en mededinging namelijk communicerende vaten. Als er geen verplichting tot mededinging bestaat omdat een overheid een goede reden heeft om tot verkoop over te gaan, zou volgens Snijders ook de verplichting tot transparantie moeten vervallen.
Sancties bij niet-naleving van het Didam-arrest
Een belangrijk element in de conclusie van A-G Snijders betreft de sancties bij niet-naleving van de regels uit het Didam-arrest. Snijders stelt dat in dergelijke gevallen een schadevergoeding uit onrechtmatige daad kan worden opgelegd. De sanctie nietigheid zou slechts in uitzonderlijke gevallen kunnen worden opgelegd. Dit is een interessant standpunt, aangezien deze afwijkt van de voortdurende discussie in de rechtspraak en literatuur met betrekking tot de vraag of niet-naleving van de regels uit het Didam-arrest nietig of vernietigbaarheid tot rechtsgevolg heeft.
Conclusie
De conclusie van A-G Snijders biedt een alternatief kader voor de interpretatie van het Didam-arrest en suggereert een flexibelere toepassing van de mededingingsregels voor overheidsorganen. Dit zou betekenen dat overheidsorganen meer ruimte krijgen om in specifieke gevallen af te wijken van een openbare procedure, mits zij daarvoor een goede motivering kunnen aanvoeren. De aanstaande uitspraak van de Hoge Raad op 25 oktober 2024 zal hierin een cruciale rol spelen en kan mogelijk leiden tot een heroverweging van het huidige juridische kader rondom het Didam-arrest. Nog even afwachten dus.
Concl. A-G. Snijders, ECLI:NL:PHR:2024:567, bij HR 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778, NJ 2022/149, m.nt. C.E.C. Jansen (Didam).