Blog

Op 9 oktober 2015 werd een arrest van de Hoge Raad gepubliceerd waarin de ontstane onduidelijkheid over het meenemen van het kindgebonden budget in de berekening van kinderalimentatie is beslecht. De Hoge Raad besloot dat het kindgebonden budget op een andere manier moet worden meegenomen: het kindgebonden budget verlaagt niet langer de behoefte van kinderen, maar verhoogt voortaan de draagkracht van de ontvangende ouder.

Discussie

De Expertgroep alimentatienormen maakt richtlijnen aan de hand waarvan alimentatie wordt berekend. Kinderalimentatie is een bijdrage van de ene ouder in de kosten die de andere ouder maakt voor de verzorging van de kinderen. De totale kosten van de kinderen wordt ‘de behoefte’ genoemd. De behoefte wordt berekend aan de hand van een formule waarin de netto-inkomens van de ouders worden ingevuld. Sinds 1 april 2013 gold de richtlijn dat het kindgebonden budget werd afgetrokken van de behoefte van kinderen. Reden hiervoor was dat het kindgebonden budget een bijdrage van de overheid is, die bedoeld is om een deel van de kosten van de kinderen te dragen.


Door de Wet hervorming kindregelingen krijgen alleenstaande ouders vanaf 1 januari 2015 extra kindgebonden budget, de zogenoemde ‘alleenstaand ouderkop’. Doordat het kindgebonden budget, conform de geldende richtlijn, van de behoefte van de kinderen werd afgetrokken, resteerde in sommige gevallen slechts een heel beperkte of zelfs geen behoefte. Het gevolg was dat er geen of nauwelijks kinderalimentatie betaald hoefde te worden door de niet-verzorgende ouder. Op die manier voorzag de overheid in plaats van de onderhoudsplichtige ouders grotendeels in de behoefte van de kinderen. Vooral als de niet-verzorgende ouder wel voldoende draagkracht had om kinderalimentatie te betalen, werd dit als oneerlijk ervaren. Onder meer de rechtbank Den Haag besloot daarom al in een aantal zaken van de richtlijn van de Expertgroep alimentatienormen af te wijken.

Prejudiciële vragen

In een van deze zaken besloot het gerechtshof Den Haag zogenoemde prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen, die kortgezegd neerkwamen op de vraag of de richtlijn van de Expertgroep alimentatienormen juist is. Op 10 september 2015 werd in deze zaak een zogenoemde conclusie, waarin een advies aan de Hoge Raad wordt gegeven, gepubliceerd. De Advocaat-Generaal adviseerde om het kindgebonden budget voortaan bij de draagkracht op te tellen van de ouder die het kindgebonden budget ontving. In het arrest van 9 oktober 2015 heeft de Hoge Raad deze conclusie gevolgd.

Gevolg

Het gevolg van deze beslissing van de Hoge Raad is dat het kindgebonden budget voortaan slechts invloed heeft op de draagkracht van de ontvangende ouder. Het kindgebonden budget wordt opgeteld bij het netto-inkomen van deze ouder, hetgeen na toepassing van de formule leidt tot een hogere draagkracht. Het kindgebonden budget heeft geen invloed meer op de behoefte van de kinderen. Hierdoor zal de kinderalimentatie in veel gevallen hoger uitvallen.

De vraag doet zich nu voor of alle beschikkingen die tussen 1 april 2013 en 9 oktober 2015 zijn gewezen over kinderalimentatie aangepast moeten worden. Een verzoek om wijziging van de kinderalimentatie kan volgens art. 1:401 Burgerlijk Wetboek slechts worden toegewezen als deze door een wijziging van omstandigheden niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet. Omdat zowel de behoefte van de kinderen als de draagkracht van de ouders verandert, gaan wij ervan uit dat zal worden aangenomen dat inderdaad sprake is van een dergelijke wijziging. Het is afwachten hoe de rechters hiermee omgaan.

Conclusie

De beslissing van de Hoge Raad van 9 oktober 2015 leidt ertoe dat de berekening voor kinderalimentatie wordt aangepast. Het kindgebonden budget heeft niet langer invloed op de behoefte van kinderen, maar wordt in plaats daarvan opgeteld bij het netto-inkomen van de ontvangende ouder. Hierdoor zal de kinderalimentatie waarschijnlijk hoger uitvallen. Wij gaan ervan uit dat deze wijziging in de berekening van kinderalimentatie kan worden aangemerkt als een wijziging van omstandigheden, waardoor ook in bestaande gevallen aanleiding kan zijn voor een wijzigingsverzoek.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met mr. A.A. (Anouk) Broekman-de Feijter of mr. M.E. (Marlies) Blesgraaf.

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team