Blog

Een woningeigenaar heeft in verband met een planschadeclaim gesproken met een wethouder. Vervolgens is de beslissing op het bezwaar omtrent de planschadevergoeding ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat met de wethouder de afspraak is gemaakt dat een bepaalde weg een doodlopende weg blijft voor auto’s, fietsers en voetgangers. Dit speelde in oktober 2008.

In 2013 besluit de gemeente tot de aanleg van een voetgangersverbinding, zodat de weg in zoverre niet meer doodlopend is.

De rechtbank Oost-Brabant oordeelt in een vonnis van 18 februari 2015 dat in het besluit dan wel is gezegd dat er afspraken zijn gemaakt, maar dat toch niet gezegd kan worden dat partijen door aanbod en aanvaarding een overeenkomst hebben bereikt.

Maar de rechtbank oordeelt wel dat aan de eigenaar de toezegging is gedaan dat de straat doodlopend zou blijven voor auto’s, fietsers en ook voetgangers.

Voor toezeggingen geldt dat zich wijzigingen van omstandigheden kunnen voordoen van zodanig zwaarwegende aard dat men er niet langer gerechtvaardigd op mag vertrouwen dat de toezegging wordt nagekomen. Daarom wordt ook de vordering voorzover deze er toe strekt om het doodlopende karakter van de straat ook in de toekomst te bewaren, afgewezen. De gemeente Valkenswaard hoeft niet ‘tot in de eeuwigheid’ de weg doodlopend te houden.

Maar dat neemt natuurlijk niet weg dat aan de toezegging wel gewicht toekomt, omdat de gemeente ook bij de uitvoering van feitelijke handelingen op grond van artikel 3:14 BW niet in strijd mag handelen met de beginselen van behoorlijk bestuur. In dat kader is ook van belang dat er een stemming onder de bewoners werd uitgevoerd. Volgens de gemeente was de uitslag van deze stemming 6 voor en 6 tegen, waarbij dan de opvatting van de brandweer de doorslag heeft gegeven. Het besluit is echter niet zorgvuldig voorbereid: ten onrechte is de eigenaar van een stroomhuisje bij de voorstemmers meegeteld.

De afspraak houdt een erkenning van de privacybelangen van de eigenaar in. Dat betekent dat met de schending van de afspraak tevens vaststaat dat deze privacybelangen worden geschaad. Het is dus niet waar dat de eigenaar schade zou moeten aantonen als gevolg van de aanleg van het verbindingspad in de vorm van het ontstaan van onrechtmatige hinder.

De conclusie is dat de gemeente in strijd heeft gehandeld met het vertrouwens- en zorgvuldigheidsbeginsel zodat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld. De gemeente wordt dan ook veroordeeld om het verbindingspad te verwijderen.

Rb Oost-Brabant 18 februari 2015, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBOBR:2015:867

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team