Blog
Wat was er aan de hand?
De bestuurder en enig aandeelhouder van de vennootschap had namens de vennootschap een huurovereenkomst gesloten voor de huur van een bedrijfspand voor de periode 1 januari 2015 t/m 31 december 2019.
Na het verstrijken van die periode zou de overeenkomst telkens worden voortgezet voor een periode van vijf jaar. De huurovereenkomst kon beëindigd worden door opzegging tegen het einde van een huurperiode met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste één jaar.
De vennootschap heeft de huurovereenkomst niet opgezegd en heeft de huur over de periode van juli t/m september 2020 niet betaald. Ook na september 2020 is geen huur meer betaald. Na september 2020 heeft de vennootschap het gehuurde verlaten. Medio april 2021 is de vennootschap ontbonden en per 13 april 2021 is die uitgeschreven uit het handelsregister.
De verhuurder heeft de bestuurder persoonlijk aansprakelijk gesteld voor betaling van de huurachterstand en een schadevergoeding.
Juridisch kader
Als een vennootschap tekort schiet in de nakoming van een overeenkomst, is het uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden kan de bestuurder naast de vennootschap daarvoor aansprakelijk zijn. Daarvoor is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Van een ernstig persoonlijk verwijt kan sprake zijn als:
- De bestuurder namens de vennootschap een overeenkomst is aangegaan terwijl hij bij het aangaan wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de vennootschap die niet of niet binnen een redelijke termijn zal kunnen nakomen en geen verhaal biedt voor de daaruit voortvloeiende schade;
- Hij heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar verplichtingen niet nakomt en geen verhaal biedt.
Bestuurder aansprakelijk
In dit geval was de bestuurder aansprakelijk, omdat hij de vennootschap heeft ‘leeggetrokken’ en hij heeft nagelaten de huurovereenkomst tijdig op te zeggen terwijl hij wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de vennootschap tijdens de tweede huurperiode haar betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomst niet zou kunnen nakomen.
De volgende omstandigheden speelden daarbij een rol:
- Het gehuurde werd feitelijk gebruikt door de bestuurder die daar een eenmanszaak dreef;
- De activiteiten van de vennootschap en de eenmanszaak waren grotendeels aan elkaar gelijk;
- De financiële situatie van de vennootschap heeft zich over de periode van 2015 t/m 2019 steeds negatiever ontwikkeld;
- De vennootschap is in de loop van 2016 gestopt met haar activiteiten;
- Alle activa van de vennootschap zijn overgeheveld naar de eenmanszaak;
- De voorraden, de materiële vaste activa, de vorderingen en de liquide middelen van de vennootschap bedroegen per 31 december 2016 nihil;
- De vennootschap kon tot juli 2020 de huur betalen doordat de eenmanszaak haar een passende vergoeding betaalde voor het gebruik van het gehuurde;
- Er is medio 2020 tussen partijen gesproken over tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst, omdat de vennootschap niet meer aan haar betalingsverplichtingen kon voldoen;
- Medio 2020, korte tijd na aanvang van de tweede huurperiode, heeft de bestuurder een pand gekocht om daarin de activiteiten van de eenmanszaak voort te zetten, terwijl hij wist dat de huurovereenkomst met de vennootschap nog voortduurde.